LET OP
Zorg ervoor dat de aandrijfas niet te ver ingeschoven wordt (in de meest ingeschoven stand moet er minstens 3/4
inch (circa 2 cm) zitten tussen elk profieleinde en de tegenoverliggende universele verbinding van het profiel) of
losgekoppeld raakt (in de meest uitgeschoven stand moeten de profielen over minimaal 1/3 van hun lengte contact
maken).
Controleer of de minimale en maximale lengte van de cardanas
voldoen aan wat nodig is voor bevestiging van de machine aan de
tractor. Mochten zich problemen voordoen, neem dan contact op
met een ervaren monteur of de dealer van de aandrijfas. Bevestig na
installatie de beschermkappen aan de tractor en de machine. Gebruik
daarbij de speciale kettingen en zorg dat de kappen vrij kunnen
draaien. Als de aftakas is uitgerust met andere
veiligheidsvoorzieningen, zoals een begrenzer of vrijloopkoppeling,
moet u deze aan de machinezijde installeren. Zie de betreffende
handleiding voor gebruik en onderhoud van de aftakas.
4.3
Werkhoogte instellen
De werkhoogte van de machine wordt bepaald door de positie van de achterste looprol. Als de rol omhoog wordt
gebracht komen de klepels dichter bij de grond. Als de rol omlaag wordt gebracht wordt de afstand tussen de klepels
en de grond groter. Controleer na het aanpassen van de werkhoogte of de klepels de grond net niet raken. Als ze
wel contact maken met de grond, kunnen ze slijten en dit kan van invloed zijn op de balans van de klepelas. Ook
kunnen er voorwerpen door de machine naar buiten worden geslingerd.
KLEPELMAAIER INSTELLEN
1.
Bevestig de klepelmaaier aan de tractor met de
driepuntsophanging. Doe dit op een vlak stuk terrein.
2.
Gebruik een solide verstelbare topstang.
3.
Laat de driepuntsophanging zakken tot de laagste positie.
4.
Stel de lengte van de topstang in terwijl de looprol aan de
achterkant de grond raakt, zodat de zijkant van de klepelmaaier
aan de onderkant evenwijdig loopt met de grond.
5.
Draai de klepelas met de hand tot een rij klepels verticaal
richting de grond hangt.
6.
Meet de ruimte tussen de onderkant van deze klepels en de
grond.
-
De afstand moet minimaal 50 mm zijn.
-
Opmerking: In het geval van oneffen terrein moet de bodemvrijheid worden vergroot om er zeker van te
zijn dat de klepels de grond niet raken tijdens het maaien.
7.
Pas de hoogte van de looprol aan om de afstand tussen de grond en de klepels te vergroten of verkleinen.
8.
Volg stappen 4 tot 7 tot gewenste hoogte is verkregen.
Als de klepelmaaier juist is ingesteld, kan hij worden bediend met de tractor in laag vermogen en een aftakas die
draait met 1000 omw/min.
Pagina 12/26
VOOR- EN ACHTERMAAIER | Gebruikershandleiding
Februari 2021