3.
Trek de draden tussen de spanningsschijven (C). Zorg
ervoor dat u de ene draad langs de linkerkant en de
andere draad langs de rechterkant van spanningsschijven
leidt.
Rijg de draden omlaag door de rechter inrijggleuf en
dan omhoog door de linker inrijggleuf. Breng de draden
vanaf de rechterkant in de draadhefboom (D) totdat ze
op hun plaats klikken (E) en omlaag in de linker
inrijggleuf. De ene draad moet in de bovendraadgeleider
(E) lopen en de andere draad aan de buitenkant
daarvan. Zorg er ook voor dat de draden niet in elkaar
draaien.
4.
Rijg de tweelingnaald met de hand in.
Gebruik de automatische draadinrijger niet bij een
tweelingnaald!
Let op: De dikte en het onregelmatige oppervlak van speciale
garens, zoals metallic garens, verhoogt de mate van wrijving op de
draad. Door de spanning te verlagen, bestaat er minder gevaar dat
de naald en de draad breken.
38
2 Voorbereidingen