Lichtmanagement
Gebruik van een dim-inzetmoduul:
Na afloop van de nalooptijd wordt de verlichting binnen 30 seconden van
de actuele helderheid op basishelderheid gedimd. Bij elke bediening van
het hoofdtoestel of de impulsgever wordt de nalooptijd nagetriggerd.
Geschiedt dit tijdens de omlaagdimfase, schakelt de tiptoets 'Universal'
terug naar de helderheidswaarde vóór de omlaagdimfase.
Betekenis LED-indicatie
Het knipperen van de LED signaleert, dat de nalooptijd is afgelopen. De
verlichting wordt op zijn laatst na 30 seconden uit- of op basishelderheid
geschakeld .
Nalooptijd
De nalooptijd bepaalt hoe lang de verlichting na het laatste natriggeren nog
ingeschakeld blijft. De nalooptijd kan in een gebied van ca. 10 seconden
tot ca. 30 minuten ingesteld worden. De instelling geschiedt nietlineair,
langere tijden kunnen alleen in een relatief grof raster ingesteld worden.
De nalooptijd wordt met de groene potmeter (2) ingesteld. Deze bevindt
zich op de achterzijde van de tiptoets 'Universal' (afbeelding 6) Om de
nalooptijd te wijzigen, draait u de groene potmeter (2) in de gewenste
richting (afbeelding 6).
Memory-waarde
Helderheid, die bij gebruik van een dim-inzetmoduul bij inschakeling
ingesteld wordt. De waarde wordt niet vluchtig geprogrammeerd. Wordt
een nieuwe waarde geprogrammeerd, wordt de vorige waarde
overschreven. Voor opslaan zie hoofdstuk ‚Handmatige bediening'.
In deze bedrijfsstand kan de memory-waarde in een gebied van 50 %
(halve helderheid) tot 100 % (volle helderheid) ingesteld worden. Wordt
een waarde kleiner dan 50 % ingesteld, wordt 50 % als memory-waarde
geprogrammeerd.
Basishelderheid
Helderheid, de bij gebruik van een dim-inzetmoduul na afloop van de
nalooptijd ingesteld wordt. Bij levering staat de basishelderheid op „uit". De
waarde wordt niet vluchtig geprogrammeerd. Wordt een tweede waarde
geprogrammeerd, wordt de vorige waarde overschreven. Dient de nieuwe
waarde kleiner te zijn dan de oude, moet eerst de oude waarde gewist
worden. Dit geschiedt door eerst de oude basishelderheid in te stellen en
opnieuw op te slaan. Na wisseling van de bedrijfsstand is de
basishelderheid eveneens gewist. De basishelderheid kan in een gebied
tot 50 % (halve helderheid) ingesteld worden. Wordt een grotere waarde
dan 50 % ingesteld, wordt 50 % als basishelderheid geprogrammeerd.
Voor opslaan zie hoofdstuk ‚Handmatige bediening'. Is als basishelderheid
de laagste dimstand geprogrammeerd, wordt de verlichting na de
omlaagdimfase uitgeschakeld.
Tiptoets 'Universal'
Licht-Management
Art.nr.: ...1561.07 U...
Afb. 6
5