Memory-functie
Bij het weer inschakelen van het apparaat zijn de gekozen
instellingen voor de bedrijfsmodus en de relatieve
luchtvochtigheid en de ventilatorsnelheid opgeslagen. Een
ingestelde timer wordt niet opgeslagen.
Ook bij korte stroomonderbrekingen onthoudt het apparaat de
instellingen. Het apparaat zal in dit geval weer automatisch
worden ingeschakeld. Behalve de timer zijn alle vorige
instellingen opgeslagen.
Auto-stop-functie
Is het condensreservoir vol, stopt het apparaat automatisch. De
LED (26) brandt. Het condensreservoir leegmaken, zoals is
beschreven in het hoofdstuk condensreservoir legen
Vergrendelingsfunctie
De vergrendelingsfunctie vergrendelt de toetsen op het
bedieningspaneel.
1. Druk ca. 3 seconden op de toets Child Lock (12), voor het
activeren van de vergrendelingsfunctie.
ð De LED Child Lock (13) brandt.
ð Het bedieningspaneel is vergrendeld voor invoer.
2. Druk ca. 3 seconden op de toets Child Lock (12), voor het
deactiveren van de vergrendelingsfunctie.
ð De LED Child Lock (13) gaat uit.
ð De vergrendeling van de toetsen op het
bedieningspaneel is opgeheven.
Bedrijf met slang aan de condensaansluiting
Voor langdurig bedrijf of onbewaakte ontvochtiging, moet de
meegeleverde condensafvoerslang worden aangesloten op het
apparaat.
ü De meegeleverde slang (diameter: 10 mm) ligt klaar.
ü Het apparaat is uitgeschakeld.
1. Verwijder de afsluitdop.
2. Schuif het ene uiteinde van de slang op de aansluiting voor
de condensafvoerslang (7).
NL
3. Het andere uiteinde van de slang naar een geschikte
afvoer (bijv. vloerputje ) of een voldoende groot
opvangreservoir leiden. Zorg dat de slang niet wordt
geknikt.
4. Verwijder de slang en monteer de afsluitdop, als het
condens weer moet worden opgevangen via het
condensreservoir. Laat de slang voor het opslaan drogen.
Automatisch ontdooien
Bij lage omgevingstemperaturen, kan de verdamper tijdens het
ontvochtigen bevriezen. Het apparaat voert dan een
automatische ontdooiing uit. Tijdens de ontdooifase wordt de
ontvochtiging kort onderbroken. De ventilator blijft draaien. De
duur van het ontdooien kan variëren. Het apparaat tijdens het
automatisch ontdooien niet uitschakelen. De netstekker niet uit
het stopcontact trekken.
Tijdens een automatisch ontdooiing brandt de indicatie (28)
op de segmentweergave.
Wasdroging
Het apparaat kan daarnaast ook als ruimtelucht-wasdroger voor
ondersteuning van de droging van nat wasgoed in woon- of
werkruimten worden gebruikt.
Bij de positionering van het apparaat of een wasrek rekening
houden met de minimale afstanden volgens de technische
gegevens.
Voor wasdroging worden de volgende luchtvochtigheidswaarden
aanbevolen:
• Kastdroog = 46 % relatieve luchtvochtigheid
• Strijkdroog = 58 % relatieve luchtvochtigheid
• Voorgedroogd = 65 % relatieve luchtvochtigheid
De instellingen van de relatieve luchtvochtigheid op het
apparaat aanpassen (bijv. 60 % relatieve luchtvochtigheid voor
strijkdroog wasgoed). Gebruik indien nodig een meetapparaat
voor het meten van de luchtvochtigheid.
luchtontvochtiger TTK 99 HEPA
11