De instellingen van de labelprinter wijzigen
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere labelprinters
1
Nadat u de instellingen hebt toegepast op de eerste printer, koppelt u de printer los van de computer en
sluit u de tweede printer op de computer aan.
2
Selecteer de zojuist aangesloten printer in de vervolgkeuzelijst Printer.
Opmerking
Als u het selectievakje Detecteert de verbonden printer automatisch en haalt de huidige instellingen
op in het dialoogvenster Optie-instellingen inschakelt, wordt de printer die met een USB-kabel is
aangesloten automatisch herkend. Zie Communicatie-instellingen voor Windows op pagina 26 voor meer
informatie.
3
Klik op Toepassen.
De instellingen die u op de eerste printer hebt toegepast, worden nu ook toegepast op de tweede printer.
Opmerking
Het verdient aanbeveling het selectievakje Herstart de printer automatisch na toepassen van nieuwe
instellingen in te schakelen bij het configureren van de eerste printer, zodat u kunt controleren of er een
verbinding met het draadloze toegangspunt/de router tot stand kan worden gebracht met de huidige
instellingen. Zie Communicatie-instellingen voor Windows op pagina 26 voor meer informatie.
4
Herhaal de stappen 1-3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
BELANGRIJK
Als het IP-adres is ingesteld op STATIC, wordt het IP-adres van de printer aangepast aan het IP-adres
van de eerste printer. Wijzig het IP-adres indien noodzakelijk.
Opmerking
Als u de huidige instellingen in een bestand wilt opslaan, klikt u op Bestand > Exporteren.
U kunt dezelfde instellingen toepassen op een andere printer door op Bestand > Importeren te klikken
en het geëxporteerde instellingenbestand te selecteren. Zie Communicatie-instellingen voor Windows
op pagina 26 voor meer informatie.
4
4
35