6
Montage en installeren
6.1 Montagelocatie en omgevingsvoorwaarden
Kwalificatie gebruiker, mechanische montage: geschoolde
n
Ä Hoofdstuk 1.5 „Kwalificatie van gebruiker"
vakman
op pagina 10
Kwalificatie gebruiker, elektrisch installeren: Elektromonteur
n
Ä Hoofdstuk 1.5 „Kwalificatie van gebruiker" op pagina 10
AANWIJZING!
Montagelocatie en omgevingsvoorwaarden
–
De regelaar voldoet aan de beschermings‐
graad IP 67 (behuizing gesloten), resp. IP 20
(behuizing, open) en voor lekdichtheid (volgens
NEMA 4X). Aan deze standaards wordt alleen
voldaan, als alle afdichtingen en wartels cor‐
rect zijn aangebracht.
–
Het installeren (elektrisch) mag pas na de
montage (mechanisch) gebeuren.
–
Zorg voor een goede toegankelijkheid voor de
bediening.
–
Veilige en trillingsarme bevestiging.
–
Geen direct zonlicht.
–
Toegestane omgevingstemperatuur van de
regelaar op de montagelocatie: - 5 ... 50 °C bij
max. 95% relatieve luchtvochtigheid (niet-con‐
denserend).
–
Vereist een laagspanningskabel met een tem‐
peratuurbestendigheid van ≧ 70 °C.
–
Houd rekening met de toegestane omgevings‐
temperatuur van de aangesloten sensoren en
overige componenten.
–
De regelaar is alleen geschikt voor gebruik in
gesloten ruimten. Bij gebruik in de buitenlucht,
moet de regelaar door een geschikte bescher‐
mende overkapping worden beschermd tegen
omgevingsinvloeden.
Montagepositie
Standaard wordt de regelaar gebruikt voor
–
wandmontage.
De regelaar altijd zo monteren, dat de kabelin‐
–
voeren naar onder zijn gericht.
Laat voldoende vrije ruimte voor de kabels.
–
Monteer de regelaar zo, dat het bovendeel van
–
de behuizing probleemloos kan worden open‐
geklapt, zonder ergens tegenaan te stoten of te
blijven haken.
Monteer de regelaar zo, dat het opengeklapte
–
bovendeel van de behuizing geen obstakel of
bron van gevaar vormt.
Montage en installeren
29