Advertenties
Verwijder het laadstation van de houder en verwijder de
9-a
houder van de bevestigingsplaat. Houd het laadstation
goed vast als u dit doet, aangezien het niet meer wordt
ondersteund.
10
De lader op de bevestigingsplaat bevestigen
Bevestig het laadstation op de bevestigingsplaat.
10-a
Bevestig het eerst op de bovenste haken en duw het
voorzichtig richting de muur. Draai de schroef volledig
vast en het laadstation is aan de muur bevestigd.
De grote magnetische kabelhouder installeren (alleen
(10-b)
voor model met langere kabel bevestigd)
Bevestig de kabelhouder nadat u het laadstation van de
stationhouder heeft verwijderd. Lijn om deze te
bevestigen de gaten op de haak van de kabelhouder uit
met de gaten op de plaat die op de behuizing is
bevestigd.
Controleer of het laadstation correct werkt en of
11
maximale oplaadstroom is ingesteld
Als het laadstation overstroombeveiliging of RCD-
beveiliging
beveiligingselement in de stand ON (AAN) staat.
De
isolatieweerstand moet worden ingesteld op 250 V DC
zoals gespecificeerd in IEC 60364-6. De varistors in het
laadstation kunnen de meetresultaten beïnvloeden of
kunnen beschadigd raken als er met een hogere
spanning wordt getest.
Sluit het laadstation aan op de voeding in de
11-a
elektriciteitskast. De voeding van de installatie moet zijn
ingeschakeld.
De standaardwaarde is 16 A en de maximale instelling is
11-b
32 A. Druk de toets kort in voor informatie over de
stroomwaarde. Een aantal korte piepgeluiden geeft
informatie over ingestelde maximale oplaadstroom
(aantal piepgeluiden x 2 A).
Instellingen kunnen worden geopend door de toets
minimaal 5 seconden in te drukken. Daarna betekent een
lang piepgeluid dat de instellingen kunnen worden
heeft,
testspanning
controleert
voor
het
u
of
meten
van
9 | 10
het
de
Advertenties
