MX32v2
ANALOGE EN DIGITALE CONTROLLER
GEBRUIKERSHANDLEIDING
3.2.
Gasdetectoren
Raadpleeg de handleiding die wordt geleverd met elke detector.
3.2.1. Locatie
Elke detector moet op grondniveau, aan het plafond, op ooghoogte of in de buurt van
ventilatieschachten worden geplaatst, afhankelijk van de dichtheid van het te detecteren gas of
de toepassing. Zware gassen worden dichtbij de grond gedetecteerd en lichtere gassen zijn
aanwezig in de buurt van het plafond. Neem indien nodig contact op met
SIMTRONICS
voor enige vragen met betrekking tot de juiste positionering van de detector.
3.2.2. Bevestiging
De detectoren moeten bij voorkeur op een toegankelijke plek worden geplaatst zodat
inspecties en onderhoud kan worden uitgevoerd alsook om te zorgen voor de absolute
veiligheid van de operators. De detectoren mogen door niks worden geobstrueerd waardoor
wordt voorkomen dat ze de te controleren omgeving meten.
3.3.
Digitale modules
Zie voor bekabeling en elektrische informatie paragraaf
aansluitingen
3.3.1. Locatie
De relaismodules, logische outputs, analoge outputs en analoge inputs worden gepositioneerd
afhankelijk van de installatie-indeling, verplicht op plaatsen die vrij zijn van een explosieve
atmosfeer, beschermd tegen vochtigheid, stof en temperatuurvariaties; bijvoorbeeld in
technische ruimten.
3.3.2. Bevestiging
Deze modules moeten worden gemonteerd
op een DIN-rail in een kast of in een
schakelkast.
Voor relaismodules die zijn aangesloten op
elektrische onderdelen met laagspanning,
wordt de installatie uitgevoerd overeenkomstig
de geldende normen.
10
op pagina 33.
TELEDYNE OLDHAM
Bekabeling en elektrische
Afbeelding 6: Bevestiging van een module
(relais, logische outputs of analoge outputs of
inputs) op een DIN-rail.
NP32V2NL
Revision F.0