SNELHEIDSBEGRENZER
4
3
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximum snelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
– de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid
te verhogen;
– de schakelaar 3 (SET/-) om de snelheid
te verlagen.
2.84
(3/4)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het "zware punt")
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de snelheid in het rood op het in-
strumentenpaneel. Laat vervolgens het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
treedt weer in werking zodra u langzamer
rijdt dan de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de maximumsnelheid niet vasthouden: de
opgeslagen snelheid knippert in het rood
op het instrumentenpaneel en er klinkt met
regelmatig interval een geluidssignaal om u
hiervan op de hoogte te brengen.
Als de functie snelheidsbe-
grenzer (na verschillende po-
gingen om deze in te schake-
len) niet beschikbaar is, neemt
u contact op met een merkdealer.
Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat
de remmen oververhit raken, kan de
snelheidsbegrenzer tijdelijk worden uit-
geschakeld. U krijgt dan de melding
"Controleer begrenzer". Het bericht ver-
dwijnt wanneer de functie weer beschik-
baar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.