Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
Elektrische gegevens:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e
Nominale bedrijfsstroom I
:
e
Vereiste nominale kortsluitstroom:
Kortsluitvoorziening:
- bij uitgangsstroom ≤ 200 mA:
- bij uitgangsstroom > 200 mA:
Nominale isolatiespanning U
:
i
Nominale impulsspanningsvastheid U
Nullaststroom I
:
o
Reactietijd:
Risicotijd:
Veiligheidsklasse:
Overspanningscategorie:
Vervuilingsgraad:
EMC bestendigheid:
Elektromagnetische stoorstraling:
Veiligheidsingangen X1/X2:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e
Nominale bedrijfsstroom l
:
e
Veiligheidsuitgangen Y1/Y2:
Spanningsval:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e1
Lekstroom I
:
r
Nominale bedrijfsstroom I
:
e1
Minimale bedrijfsstroom I
:
m
Gebruikscategorie:
DC-12 U
/I
e
Diagnoseuitgang:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e2
Nominale bedrijfsstroom l
:
e2
Gebruikscategorie:
DC-12 U
/I
e
2.6 Veiligheidsclassificatie
Voorschriften:
PL:
Categorie:
PFH waarde:
SIL:
Gebruiksduur:
3. Montage
3.1 Algemene montage-instructies
Bij de montage moeten de vereisten van EN 1088 gerespec-
teerd worden.
De component kan in willekeurige positie gemonteerd worden. De enige
voorwaarde is dat de actieve oppervlakken van de veiligheidssensor
en de bediensleutel zich tegenover elkaar bevinden. De markering
van de veiligheidssensor geeft tegelijkertijd het actieve vlak aan. De
behuizing van de sensor mag niet als aanslag gebruikt worden. De
veiligheidssensor mag uitsluitend in de zekere schakelafstanden ≤ s
en ≥ s
gebruikt worden.
ar
De veiligheidssensor en de bediensleutel moeten via
geschikte maatregelen (gebruik van eenwegschroeven,
lijmen, uitboren van de schroefkoppen, borgen met pennen)
onlosmakelijk aan de beschermvoorziening bevestigd worden
en tegen verschuiven beveiligd worden.
Om een wederzijdse beïnvloeding en een reductie van de
schakelafstanden te vermijden, moeten de volgende opmerkingen in
acht genomen worden:
• De aanwezigheid van metalen delen in de nabijheid van de sensor
kan de schakelafstand beïnvloeden
• Houd metaalspanen uit de buurt van de sensor en de bediensleutel
24 VDC −15% / +10% (gestabiliseerde
voeding volgens IEC 60204-1)
externe zekering
:
imp
volgens EN 61000-6-2
volgens EN 61000-6-4
24 VDC −15% / +10%
PELV (gem. IEC 60204-1)
NO functie, p-schakelend, kortsluitvast
min. U
≤ 0,5 mA
max. 0,5 A afhankelijk van de
omgevingstemperatuur
24 VDC / 0,5 A; DC-13 U
/I
24 VDC /
e
e
e
p-schakelend, kortsluitvast
ligt max. 4 V onder U
max. 0,05 A
24 VDC / 0,05 A; DC-13 U
/I
e
e
e
EN ISO 13849-1, IEC 615083
2,5 × 10
geschikt voor toepassingen in SIL 3
• Minimumafstand tussen de middenassen van twee sensoren: 100 mm
Bij gebruik in omgevingstemperaturen < −10 °C moeten de
1,1 A
aansluitkabels vast getrokken worden.
100 A
3.2 Afmetingen
1,0 A
Alle maten in mm.
1,6 A
32 V
Veiligheidssensor en bediensleutel
800 V
0,05 A
20
≤ 30 ms
≤ 30 ms
II
18
III
39,5
3
1 A
0,5 V
−0,5 V
e
0,5 mA
17
0,5 A
e
24 VDC
/ 0,05 A
e
4
-9
/h
3.3 Afstelling
De LED in de eindkap van de veiligheidssensor dient als afstelhulp.
20 jaar
Een gele knipperende LED van een sensor geeft aan dat de
schakelafstand bijgeregeld moet worden. Verminder de afstand tussen
de sensor en de bediensleutel, todat de LED in de eindkap van de
veiligheidssensor een continu geel signaal geeft.
De correcte functie van de beide veiligheidskanalen moet vervolgens
via de aangesloten veiligheidsmodule gecontroleerd worden.
ao
NL
EX-CSS 8-16
60
40
55
9
40
27,5
¤ 5,5
3