8.
Systeeminstellingen
De Smartsigns Compact 300 Series voorziet verschillende werkmodi voor zijn gebruikers
•
Meetmodus – Metingen doen
•
Beoordelingsmodus – Opgeslagen meetwaarden weergeven
•
Parameter instellingsmodus – Pulstoon AAN of UIT schakelen
•
Onderhoudsmodus – Systeeminstellingen aanpassen
•
Stand-by modus – Slaapstand
Elke modus biedt verschillende voorzieningen en toegang tot verschillende instellingen.
8.1
Meetmodus
Na het initiële opstarten gaat het systeem standaard naar de meetmodus.
Van hieruit kan de gebruiker een reeks metingen uitvoeren.
1.
Druk op
2.
Breng de SpO2-sensor aan op de patiënt, na een korte periode wordt de SpO2-
meting weergegeven op het scherm.
3.
Breng een nieuwe infrarood lenskap aan op de punt van de thermometer. Nu kunt u
temperatuurmetingen verrichten
4.
Na het uitvoeren van een meting, worden de gegevens weergegeven in het
overeenkomstige gebied op de display.
5.
Druk op
6.
Na het meten van een of meerdere parameters, worden de gegevens automatisch
opgeslagen indien er binnen 2 minuten geen bijkomende meting wordt verricht.
8.2
Beoordelingsmodus
In de meetmodus drukt u gedurende 2 s op
in deze modus kunnen maximaal 50 sets meetgegevens beoordeeld worden. Metingen
worden opgeslagen in datum- en tijdvolgorde.
1.
Druk op
wordt eerst weergegeven.
2.
Druk op
26
om de NIBP-meting te starten.
om de meting in het geheugen op te slaan.
om door de opgeslagen metingen te schakelen, de oudste meting
om over te schakelen op de meetmodus.
Deze monitor slaat maximaal 50 metingen op.
om de beoordelingsmodus te openen;