Rijhoogte
Door de lagere rijhoogte kan de auto
afhankelijk van de belading en de
staat van het wegdek beschadigd ra‐
ken. Rijd voorzichtig en langzaam op
steile inritten, betreden en verlaten
van parkeergarages, hoge stoepran‐
den en oneffen oppervlakken. Rijd zo
mogelijk diagonaal met een wiel te‐
gelijk over stoepranden of oneffen op‐
pervlakken.
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐
teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn
en wordt het dieselpartikelfilter wel‐
licht vaker gereinigd. Autostop is wel‐
licht niet mogelijk wanneer de accu
wordt opgeladen.
Dieselpartikelfilter 3 140.
Rijden en bediening
Contactslotstanden
0 = Contact uit
1 = Stuurslot opgeheven, contact uit
2 = Contact aan, bij dieselmotor:
voorgloeien
3 = Starten
Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐
portier is geopend of ten laatste
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld.
135