128
Instrumenten en bedieningsorganen
In de bijbehorende submenu's kunt
u de volgende instellingen verande‐
ren:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de
sportmodus worden geactiveerd
3 164.
■ Sportophanging: Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties: Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.
■ Sportbesturing: se stuurbekrachti‐
ging is verminderd.
■ Kleur dashboardverl. wisselen: In‐
strumentenverlichting verandert
van kleur.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 99.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling: Verandert de
aanjagerregeling. De gewijzigde in‐
stelling wordt actief nadat het con‐
tact uit en opnieuw aan wordt ge‐
zet.
Airconditioning: Activeert of deacti‐
veert de koeling wanneer het con‐
tact wordt ingeschakeld of hanteert
de laatst gekozen instelling.
Autom. ontwasemen: Ondersteunt
ontvochtigen van de voorruit door
automatisch selecteren van de ver‐
eiste instellingen en de automati‐
sche aircomodus.
Autom. achterruitverwarming : Ac‐
tiveert de automatische achterruit‐
verwarming.