STUURWiEL
1
hoogte- en diepteafstelling
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel
in de gewenste stand; zet de hendel weer
omhoog om het stelmechanisme te blokke-
ren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
Laat het stuurwiel niet te lang in een ui-
terste stand gedraaid staan om bescha-
diging van de stuurbekrachtigingspomp
te voorkomen.
Zet nooit de motor af tijdens het rijden:
bij uitgeschakelde motor is er geen be-
krachtiging.
1.23