5
Gira X1 Client instellen
Voor een succesvolle inbedrijfstelling moet aan de volgende voorwaarden vol-
daan zijn:
-
De Gira X1 moet functioneel geconfigureerd zijn.
-
Bij de projectplanning van de Gira X1 in de Gira Project Assistant moet voor
de Gira G1 een gebruiker worden ingesteld.
-
De Gira G1, de Gira X1 en de inbedrijfstellings-pc (met geïnstalleerde Gira
Project Assistant) moeten zich in hetzelfde netwerk bevinden.
5.1
Eerste inbedrijfstelling
Nadat u in de basisconfiguratie van de Gira G1 de optie "Gira X1 en beveiligings-
systeem" heeft geselecteerd, start de inbedrijfstellingsconfiguratie en toont ver-
volgens een dialoogvenster om de verbinding met de Gira X1 tot stand te
brengen.
1 Als de Gira G1 via LAN en DHCP met het netwerk wordt verbonden, kunt u
direct doorgaan met stap 2.
Als de Gira G1 via WLAN en/of zonder DHCP met het netwerk wordt verbon-
den, moet u eerst de verbinding met het netwerk tot stand brengen voordat
u verbinding kunt maken met de Gira X1.
2 Voer de verbindingsgegevens (gebruikersnaam en wachtwoord) in, die u eer-
der in de GPA voor de Gira G1 hebt aangemaakt [zie 6.1.2.1].
3 Voer eventueel de toegangsgegevens voor het deurcommunicatiesysteem in
[zie 15.2.1].
4 Selecteer eventueel de locaties voor het weerstation [zie 17.1.1].
Let op:
Maximaal aantal instelbare functies per project
Let op dat van de 250 toegestane functies er maximaal 60 dim- of temperatuur-
functies (met bedienbare schaal) mogen worden gebruikt.
Gira G1
Bild 36
Aanzicht
[Instellingen]
40