Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Controle Op Functioneren - Wigersma & Sikkema RS350S Gebruiksaanwijzing

Gasdrukregelaar
Inhoudsopgave

Advertenties

Gebruikshandleiding
In figuur 3 wordt het proces van het instellen van RS350S grafisch weer gegeven. De aangegeven tijden
zijn afhankelijk van het model regelaar, de inlaatdruk en de uitlaatdruk.
De spreiding van de weergegeven tijden zijn:
Wanneer naar de stabiele regeling wordt gedraaid, is bij regelaars met Pd < 100 mbar duidelijk te zien,
dat wanneer een stabiele regeling wordt bereikt, de geregelde uitlaatdruk iets afneemt.
Als de instelling op het punt gezet wordt waarbij de uitlaatdruk net niet afneemt, dan is de sluitdruk
minimaal en de sluitsnelheid maximaal.
Het aandraaien van de borgmoer na de laatste afstelverdraaing kan de instelling enigszins
veranderen.

5. Controle op functioneren

Regelaar in bedrijf, uitlaatafsluiter dicht. Open de inregelkraan ongeveer 1/8 slag zodat de regelaar weinig
levert. De druk behoort nu stabiel geregeld te worden of variëert binnen de regelklasse. Voorwaarde kan
zijn dat de adem opening gedempt moet worden d.m.v. een sleutel (zie hoofdstuk 4).
Indien de uitlaatdruk geregeld wordt volgens curve 2 (zie figuur 3) dan is de regelaar in goede conditie en
zal voldoen aan de regelklasse. Vervolgens dient de stuurdrukregelaar nagesteld te worden zoals
beschreven in het voorgaande hoofdstuk.
Indien de uitlaatdruk een zaagtandvormig verloop vertoont met een amplitude groter dan 4x de regelklasse
(zie figuur 4), dan is de conditie niet optimaal en behoeft de regelaar onderhoud (zie hoofdstuk 7).
Uitlaatdruk Pd
De oorzaak hiervan is meestal valse afstroming van de stuurdruk als gevolg van een lekkage in de
aansluitleiding Pm. Soms is de oorzaak verhoogde wrijving van de lagering in de regelaar of
stuurdrukregelaar. Echter een stations configuratie welke anders is dan voorgeschreven, alsmede
obstakels en scherpe bochten in de uitvoerzijde van de regelaar, kunnen ook tot gasdrukreflecties
(schokgolven) en een onrustig regelgedrag leiden.
Ook kan de regelaar een onrustig regelgedrag vertonen wanneer de afname veranderd wordt door de
regelkraan te bedienen. Door de ademopening van de stuurdrukregelaar kortstondig af te dekken zou de
regelaar weer rustig kunnen worden. Het onrustige regelgedrag verdwijnt als de afsluiter van de regelstraat
geopend wordt en de regelaar aan het net gaat leveren.
Controle van de sluitdruk
Open de inregelkraan en meet de uitlaatdruk. Sluit de inregelkraan langzaam, de druk loopt nu langzaam
op. Open de inregelkraan kort zodat de uitlaatdruk daalt tot een waarde die ongeveer 3% hoger ligt dan
de zojuist gemeten uitlaatdruk. Nu ontstaat de statische sluitdruk zonder de invloed van regelacties van
de regelaar.
Situatie 1
periodetijd tussen de 0,5 en 1 s
Situatie 2
overgang van situatie 1 naar 3
Situatie 3
periodetijd groter dan 10 s
0
1
2
3
Figuur 4
Pd > 50 mbar SG 5%
Pd < 50 mbar, SG 10%
DDD3103GHNL/12-2021/rev.B3
Tijd (regel-acties)
4
RS350S PN16 DN50
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave