Inbedrijfstelling
4
Inbedrijfstelling
Controleer vóór de inbedrijfstelling de werking van de beschermingen en
veiligheidsinrichtingen, de hydraulische slangen en het oliepeil!
4.1
Aandrijving door elektromotor (type E)
4.1.1
Machines met 230 V motor
De machine mag alleen op stroomgroepen met een 30 mA-aardlekschakelaar of op een
mobiel persoonsbeveiligingsapparaat (PRCD) worden gebruikt.
Werkzaamheden aan de elektrische apparatuur mogen alleen door elektrotechnische
vakmensen worden uitgevoerd!
▪ De machine aansluiten op het stroomnet:
– Netspanning 230 V (50 Hz)
– Zekering 16 A
– Als toevoerleiding moet een kabel met een diameter van minstens 2,5 mm² gebruikt
▪ De groene inschakelknop indrukken.
4.1.2
Machines met 400 V motor
De machine mag alleen op stroomgroepen met een 30 mA-aardlekschakelaar of op een
mobiel persoonsbeveiligingsapparaat (PRCD) worden gebruikt.
Werkzaamheden aan de elektrische apparatuur mogen alleen door elektrotechnische
vakmensen worden uitgevoerd!
Type E3
De machine aansluiten op het stroomnet:
▪ Netspanning 400 V (50 Hz)
▪ Vermogensveiligheidsschakelaar 16 A (activatiekarakteristiek C)
▪ Als toevoerleiding moet een kabel met een diameter van minstens 2,5 mm² gebruikt
worden.
Deze kabeldiameter is een minimumvereiste; wanneer de toevoerleiding langer is moet
de diameter bepaald worden door elektromonteurs.
▪ De groene inschakelknop indrukken.
Let op de draairichting van de elektrische motor (zie pijl op de motor).
Bij verkeerde draairichting van de motor:
In de stekker zit een faseverschuiver waarmee u de draairichting van de motor kunt
veranderen (het plaatje in de stekker met een schroevendraaier indrukken en 180˚ draaien).
14
worden.