Tijdelijk instellen van lichtniveaus
ZONE 5
ZONE 6
KNOPPEN VOOR
VERHOGEN/VERLAGEN
INTENSITEIT VAN ZONE
Instellen van de ondertrim — OPTIONEEL
3
REGELEN LICHT VAN ZONE VOOR ONDERTRIM
ZONE 5
ZONE 6
* Behalve voor als niet-dimbaar ingestelde zones. Hiervoor branden alle
zone-LED's, en kunt u de ondertrim niet regelen.
Geavanceerde programmeeropties voor scenario's—OPTIONEEL
2
SELECTEREN VAN KNIPPERENDE Sc/I
ZONE 1
ZONE 2
4
REGELEN VAN
ZONE-INTENSITEIT
LED TIJDELIJKE
FADE
TEMPORARY
ZONES
ZONES
M S
MASTER VOOR
VERHOGEN/
MASTER
VERLAGEN
FADE
TEMPORARY
2
LE
ZONES
SELECTEREN VAN LE
M S
MASTER
5
INSTELLEN VAN
FADE-IN-TIJD VAN
FADE
TEMPORARY
SCENARIO
3
Sc
ZONES
SELECTEREN
M S
VAN SCENARIO
MASTER
De regeleenheid moet in modus
voor meer informatie over Opslagopties.
Zo stelt u een geheel scenario in:
Druk op de betreffende scenario-knop.
Druk op MASTER
te verhogen of te verlagen.
Zo stelt u een zone in:
SCENARIO-
Als de LED TIJDELIJK niet al brandt, druk dan op de knop TIJ-
KNOPPEN
DELIJKE ZONES. De LED TIJDELIJK boven de knop TIJDELIJ-
KE ZONES zal gaan branden.
Druk op ZONE
stellen.
Opm.: Deze instellingen zijn tijdelijk en gelden slechts tot er
een nieuw scenario geselecteerd wordt — de GRAFIK
Eye-regeleenheid bewaart ze niet als permanente scena-
rio-instellingen.
Stel, indien nodig, de ondertrim in om uniform dimmen bij lage
intensiteit te bewerkstelligen en flikkering te elimineren (met
name bij belastingen van het neon/koude-kathode- en fluores-
centietype).
1. Ga in de instelmodus staan. Houd knop Scenario 1 en
knop OFF circa 3 seconden ingedrukt tot de scenario-LED's
beginnen rond te gaan.
2. Selecteer LE (voor de ondergrens) door eenmaal op FADE
#
te drukken. Alle zones gaan naar hun laagst mogelijke
dimniveau en alleen de onderste LED ervan brandt*.
4
1
,
3. Stel de verlichting van de zone in voor ondertrim.
BINNENGAAN
Dim m.b.v. ZONE
(VERLATEN)
veel mogelijk zonder dat er flikkering optreedt. Deze instel-
INSTELMODUS
ling wordt het "optimale laagste niveau" tot welk punt de
zone zal dimmen alvorens uit te gaan. Herhaal deze procedu-
re voor andere zones waarvoor ondertrim gewenst wordt.
4. Verlaat de instelmodus . Houd knop Scenario 1 en knop
OFF ingedrukt tot scenario-LED's stoppen met rondgaan.
Opm.: De ZONE LED-staafgrafiek verandert niet wanneer u
instellingen voor ondertrim uitvoert. De staafgrafiek blijft
ingesteld op het laagste niveau ervan in deze modus.
Programmeerscenario 5 t/m 16.
1. Ga in de instelmodus staan. Houd knop Scenario 1 en
knop OFF circa 3 seconden ingedrukt tot scenario-LED's
beginnen met rondgaan.
2. Selecteer Sc (de code voor het instellen van een scenario)
door tweemaal op FADE te drukken. Sc en I (voor Scenario 1)
zullen beurtelings gaan knipperen in het FADE-venster.
3. Selecteer een scenario. Druk op MASTER
om het te programmeren scenario te selecteren.
4. Stel de ZONE-intensiteit in.
1
6
,
3100 - Druk op ZONE
BINNENGAAN
(VERLATEN)
3500 – Druk op ZONE
INSTELMODUS
5. Stel de FADE-in-tijd van het scenario in. Houd de
knop TIJDELIJKE ZONES ingedrukt. De huidige FADE-in-tijd
wordt weergegeven. Pas de tijd aan met behulp van FADE
"
en
wordt vastgehouden.
6. Verlaat de instelmodus. Houd knop Scenario 1 en knop
OFF ingedrukt tot de LED's stoppen met rondgaan.
Pagina 8
of
"
#
of
om de intensiteit van alle zones
"
#
of
om de intensiteit van een zone in te
#
"
en
de verlichting van de zone zo
"
#
of
de zone in te stellen.
"
#
of
het exacte percentage aan lichtopbrengst. Druk
nogmaals om de lichtniveaus te regelen in stap-
pen van 1%.
#
waarbij de knop TIJDELIJKE ZONES nog steeds
staan. Zie pagina 9
"
#
of
om de intensiteit van
voor de weergave van