Uitschakelautomaat
Wordt het symbool voor de uitschakelautomaat (9) op het
display weergegeven, schakelt het apparaat uit nadat het ca. 2
minuten niet is gebruikt.
Ga als volgt te werk voor deactiveren van de
uitschakelautomaat:
1. Schakel het apparaat evt. uit.
2. Houd de Toets MODE (5) ingedrukt, terwijl u het apparaat
met de aan/uit-toets (4) inschakelt.
ð Het symbool voor de uitschakelautomaat (9) wordt niet
meer op het display weergegeven.
ð De uitschakelautomaat is gedeactiveerd.
Let op
De uitschakelautomaat is weer actief, zodra het
apparaat weer wordt uit- en ingeschakeld.
Apparaat uitschakelen
Bij geactiveerde uitschakelautomaat (9), schakelt het apparaat
uit nadat het ca. 2 minuten niet is gebruikt.
Ga voor het handmatige uitschakeling als volgt te werk:
1. Druk ca. 3 seconden op de aan-/uit-toets (4).
ð Het apparaat is uitgeschakeld.
Plaats na gebruik de beschermkap (1) weer op het
apparaat!
6
Meetprincipe
Dit meetapparaat dient voor het bij benadering bepalen van het
materiaal- of houtvochtgehalte volgens het weerstandsproces.
Toepassingsgebied is het bepalen van houtvochtigheid bij
snoei- en brandhout. Verder kan het meetapparaat worden
gebruikt voor het bepalen van vochtigheid bij zachte
bouwmaterialen zoals gips of pleisterwerk.
Het weerstandsprincipe is dus een indirecte meetmethode,
waarbij via de elektrische geleidbaarheid van het meetgoed
uitsluitsel wordt gegeven over het vochtgehalte hiervan.
Grootheden die de geleidbaarheid kunnen veranderen,
bijvoorbeeld elektrisch geleidende materialen of opgeloste
zouten, beïnvloeden de meetwaarden direct. Daarom mogen de
weergegeven meetwaarden alleen als indicatie voor het
vochtgehalte worden gezien.
Gebruiksaanwijzingen voor houtvochtigheidsmeting:
Voor het meten van houtvochtigheid is een kalibratiecurve
vastgelegd in het apparaat, die overeenkomt met de
gemiddelden van de voor Europa relevante houtsoorten op basis
van een houttemperatuur van 20 °C. Daarom zijn voor het snel,
bij benadering bepalen van het houtvochtgehalte geen verdere
instellingen noodzakelijk. Zijn nauwkeurige
houtvochtigheidswaarden bij andere houttemperaturen nodig en
moet rekening worden gehouden met het type en de dichtheid
van een bepaalde houtsoort, wordt een extra controlemeting via
het Darr-proces of het gebruik van een
houtvochtigheidsmeetapparaat met een
temperatuurcompensatiefunctie en keuzemogelijkheden voor
een specifieke houtsoortkalibratie aanbevolen.
• Positioneer de meetstiften altijd dwars op de nerfrichting.
De geleidbaarheid dwars op de nerfrichting is lager dan in
lengterichting van de nerf.
• Houd bij het kiezen van de meetlocaties rekening met de
volgende punten:
– Meet de vochtigheid van het meetgoed altijd op
minimaal drie meetlocaties, om via een rekenkundig
gemiddelde een voldoende nauwkeurigheid te bereiken.
– Meet niet op de kopkant, omdat daar droge gedeelten
aanwezig zijn.
– Meet indien mogelijk niet over scheuren, noesten en
harsplekken.
• Oliehoudende en/of waterige houtbeschermingsmiddelen
beïnvloeden het meetresultaat.
• Meet indien mogelijk geen hout met een houttemperatuur
onder -5 °C. Te lage houttemperaturen vervalsen het
meetresultaat.
• Vermijd statistische oplading van het meetgoed door
wrijving. Statistisch oplading vervalst het meetresultaat.
vochtigheidsmeetapparaat BM12
NL