4.3
Beschrijving smeerfunctie
Wanneer een smeerkring wordt geactiveerd, wordt een persluchtmembraanpomp
gestart en wordt de druk van het baansmeermiddel in het leidingsysteem verhoogd. Na
de vast ingestelde aanvoertijd wordt het smeerkringventiel gedurende een instelbare tijd
geopend en wordt het baansmeerproduct via het sproeiersysteem aangebracht op de
transportbaankettingen.
De vereiste productdruk wordt met de persluchtfilterregelaar in het doseerstation ingesteld.
Voor een optimaal sproeibeeld moet de druk aan de sproeimonden 2-2,5 bar bedragen.
Als het sproeiproces beëindigd is, wordt de pomp gestopt, het smeerkringventiel wordt
gesloten en het ontlastventiel in het doseerstation wordt tegelijk geopend, waardoor het
volledige leiding- en sproeiersysteem wordt ontlast.
De drukontlasting wordt gerealiseerd door een retourleiding via een zuiglansadapter met
drukbehoudventiel in de retouraansluiting terug naar het reservoir. Het drukbe-
houdventiel voorkomt dat de leiding leegloopt.
Een leegmelding wordt gerealiseerd door middel van een vlottercontact in de zuiglans,
en in de sturing verwerkt en weergegeven. De gebruikte doseerpomp is beveiligd tegen
drooglopen en is zelfaanzuigend.
Als de mediumdruk de vooraf ingestelde stuurluchtdruk bereikt, schakelt de pomp
automatisch uit.
4.4
Opbouw doseerstation
Via een zuiglans met leegmeldsignaal voert een persluchtmembraanpomp het
baansmeermiddel naar de smeerkringen met de sproeierbalken.
4.4.1
Doseerpomp
Pneumatisch aangedreven membraanpomp met een debiet van 0-25 l/min in functie van de
stuur- en tegendruk. De pomp wordt gestuurd via een 3/2-weg magneetventiel. Het debiet of
de druk in het systeem wordt ingesteld aan de hand van de stuurluchtdruk van de pomp.
4.4.2
Persluchteenheid
Bestaat uit een filterregelaar met opgeflenst 3/2-weg magneetventiel. De stuurluchtdruk
van de pomp wordt ingesteld met de filterregelaar en het magneetventiel schakelt de
stuurlucht in of uit.
4.4.3
Ontlastingsventiel
Via een T-stuk is aan de drukzijde een pneumatisch gestuurd 2/2-weg membraanventiel
aangesloten. De aansturing gebeurt via het aangesloten 3/2-weg magneetventiel. Het
systeem wordt via het membraanventiel tot op een restdruk van 0,8 bar ontlast wanneer
de smeerkringen niet geactiveerd zijn.
4.4.4
Zuiglans
De pomp voert het baansmeermiddel via een zuiglans toe vanuit standaard
leveringsrecipiënten. De zuiglans is uitgerust met een vlottercontact voor de
leegmelding. Het signaal wordt in de sturing verwerkt en de installatie gaat in storing tot
de recipiënt verwisseld is.
De bijgeleverde reservoiradapter waarborgt een stevige zitting van de zuiglans in het
reservoir en laat de aansluiting toe van de retourslang van de drukontlasting.
417101633_DryExx_Basic_NL.doc
®
DryExx
- 9 -
Rev.: 5-10/10