In bedrijf nemen
Aanzuigen:
7.2 Optie: Pulsatiedemping
Pulsatiedemping instellen:
7.3 Bedrijfsdruk van de installatie bij het drukhoudventiel instellen.
Bedrijfsdruk van de installatie bij het druk‐
houdventiel instellen:
Controle op lekdichtheid:
30
Bij het aanzuigen wordt de zuigleiding van de doseerinstallatie volledig
gevuld met doseermedium en worden luchtbellen uit het systeem verwij‐
derd.
1.
Voor het vullen van de zuigleiding de vacuümpomp(en) aansluiten
op het ontluchtingsventiel van de zuigwindketel (a)
2.
De volgende afsluitkranen bij gestopte doseerpomp openen:
Beluchtingskraan op de zuigwindketel (a)
n
Afsluitkraan naar de zuigwindketel (b)
n
Afsluitkraan in de zuigleiding (c)
n
Afsluitkranen voor de toegepaste doseerpompen (d) (alleen
n
aanwezig bij versies met 2 pompen)
Afsluitkranen na de toegepaste doseerpomp (e) (alleen aan‐
n
wezig bij versies met 2 pompen)
Ontluchtingsventiel op spoelaansluiting (f)
n
3.
Pompen met de vacuümpomp, tot een beetje doseermedium
omhoog is gezogen in de zuigwindketel. Hierbij mag doseermedium
niet via de zuigwindketel in de vacuümpomp komen
4.
De beluchtingskraan op de zuigwindketel (a) sluiten.
5.
Laat de doseerpomp draaien, tot het doseermedium in de perslei‐
ding staat
6.
Met de standby-pomp: Vul ook de doseerpomp met doseermedium,
volgens de instructies voor het aanzuigen.
7.
De volgende kogelkranen sluiten:
Afsluitkraan naar de zuigwindketel (b)
n
Ontluchtingsventiel op spoelaansluiting (f)
n
ð Hiermee is het aanzuigen voltooid.
De optie pulsatiedemping omvat een pulsatiedemper (l) en een drukhoud‐
ventiel (i). Voor het bereiken van een optimale pulsatiedemping moeten de
pulsatiedemper en het drukhoudventiel worden ingesteld.
Met een in de handel gebruikelijke luchtpomp zorgen voor een voor‐
druk in de pulsatiedemper (l) tot ca. 60 - 80% van de latere gemid‐
delde bedrijfsdruk van de installatie, bij gestopte doseerpomp. Hier‐
voor eerst met de luchtpomp een druk instellen die ca. 2 bar hoger
is, omdat bij het lostrekken van de luchtpomp de druk ca. 2 bar
daalt. Voor het fijninstellen van de druk de pen op het automatisch
ventiel indrukken.
1.
Het drukhoudventiel (i) volledig openen, hiervoor de instelschroef
helemaal naar links draaien.
2.
Start de doseerpomp, de wijzer van de manometer op de pulsatie‐
demper (l) slaat uit op het ritme van de doseerslagen.
3.
Verhoog de bedrijfsdruk bij het drukhoudventiel (i), hiervoor de
instelschroef naar rechts draaien, tot de gewenste bedrijfsdruk
wordt bereikt.
ð De bedrijfsdruk aflezen op de manometer (k) (optie)
Controleer het doseersysteem en de aansluitingen op lekdichtheid.