Afdrukkwaliteit en problemen oplossen
Veel problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit kunnen worden opgelost door supplies of onderdelen te
vervangen die het einde van hun normale levensduur hebben bereikt. Op het bedieningspaneel worden berichten
weergegeven wanneer bepaalde supplies of onderdelen aan vervanging toe zijn. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor informatie over andere methoden om na te gaan of er onderdelen zijn die moeten
worden vervangen.
Opmerking: Gebruik slechts Lexmark-componenten en supplies. Door supplies van andere fabrikanten te
gebruiken kunnen de afdrukkwaliteit, prestaties en veiligheid achteruit gaan.
De opties in het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel kunnen worden aangepast om de afdrukkwaliteit te
verbeteren. Raadpleeg Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie over
deze menu-opties.
Menuselectie
Doel
Afdrukresolutie
Definieert het aantal punten per inch (dpi).
Tonerintensiteit
Maakt afdrukken lichter of donkerder en
bespaart toner.
Helderheid
Past de grijswaarden van de afgedrukte objecten
aan.
Contrast
Past het contrast van de afgedrukte objecten
aan.
Daarnaast kunt u de opties Meer lijnen en Grijscorrectie inschakelen om de afdrukkwaliteit te verbeteren. Deze
instellingen kunt u maken in het stuurprogramma en de Embedded Web Server (EWS)-interface op de printer.
Raadpleeg de Help in het stuurprogramma voor meer informatie over deze opties.
Stuurprogram-
Doel
maoptie
Meer lijnen
Hiermee schakelt u een afdrukmodus in die
speciaal bedoeld is voor bestanden met
nauwkeurige details, zoals bouwkundige
tekeningen, kaarten, stroomcircuitschema's en
stroomdiagrammen.
Grijscorrectie
Past automatisch de contrastverbetering aan
die is toegepast op de beelden.
Opmerking: Als u deze functie selecteert, is
het handmatig afstellen van Helderheid en
Contrast niet meer mogelijk.
†
De fabrieksinstellingen worden aangegeven met een sterretje (*).
Afdrukkwaliteit en problemen
oplossen
Pagina 1 van 5
Waarden
600 dpi*
Beeldkw 1200
1200 dpi
Beeldkw 2400
1–10
8* is de standaardinstelling.
Selecteer een lager cijfer om de
afdruk lichter te maken of om toner
te besparen.
-6 – +6
0* is de standaardinstelling.
0–5
0* is de standaardinstelling.
†
Waarden
Aan
Schakel het vakje in het
stuurprogramma in.
Uit*
Schakel het vakje in het
stuurprogramma uit.
Auto*
Schakel het vakje in het
stuurprogramma in.
Uit
Schakel het vakje in het
stuurprogramma uit.