Als de laadstand bij het inschakelen lager is dan 30%, klinkt het signaal eveneens.
De laadstand van de accu moet onderweg steeds gecontroleerd worden.
5.3 Gasbediening (Cruise R)/helmstok (Cruise T) met geïntegreerd display
en magneetpin
5.3.1 Set-up, gebruik en kalibrering van de batterijindicatie
5.3.1.1 Set-up van de batterijindicatie
De volgende set-up-stappen moeten vóór de eerste inwerkingstelling uitgevoerd worden:
1. Door gedurende 3 seconden op de „set-up"-toets te drukken gaat u naar het set-up-
menu.
2. Om te beginnen kunt u de eenheden waarin de resterende reikwijdte wordt aangegeven,
selecteren. Door op de „cal"-toets te drukken, kunt u kiezen uit gegevens in kilometer,
Amerikaanse mijlen, zeemijlen en uren. Door nogmaals op de „set-up"-toets te drukken,
bevestigt u uw keuze.
3. Dan kunt u de snelheidsindicatie instellen. Hier kunt u kiezen uit kilometer per uur, mijlen
per uur en knopen. De keuze wordt opnieuw gemaakt door op de „cal"-toets te drukken.
Door nogmaals op de „set-up"-toets te drukken, bevestigt u uw keuze.
4. Vervolgens kiest u of de batterijindicatie in volt of in percent moet worden aangegeven.
5. Daarna voert u informatie over de batterijuitrusting in de boordcomputer in. Start met
de indicatie of de motor met lithium-batterijen of met gel-batterijen resp. AGM-batterijen
is verbonden. Selecteer de indicatie „Li" voor lithium, resp. „Pb" voor gel-batterijen of
AGM-batterijen. Door op de „set-up"-toets te drukken, bevestigt u uw keuze.
6. Ten slotte geeft u de grootte van de batterijbank aan, waarmee de motor is verbonden.
Voer daarvoor het aantal ampère-uren van de batterijbank in. Omdat de selectie een heel
aantal mogelijke waarden bevat, gebeurt de keuze van de waarde met het gaspedaal.
Als u op de „set-up"-toets drukt, bevestigt u de keuze en verlaat u het set-up-menu. Let
erop dat bijv. een batterijbank met 2 serieel geschakelde batterijen met ieder 12 volt en
200 Ah een totale capaciteit van 200 Ah bij 24 volt heeft (en niet van 400 Ah).
69