Temperatuurmanagement
Let op
Aansluitfouten kunnen leiden tot beschadiging van de thermostaat!
•
Voor werkzaamheden aan de klokthermostaat het apparaat
spanningsvrij maken en borgen tegen opnieuw inschakelen!
•
De klokthermostaat uitsluitend aansluiten op vaste leidingen in
gesloten, droge ruimten.
•
Netspanningvoerende leidingen, zoals de netaansluiting en
relaisaansluitleidingen, niet in contact laten komen met
laagspanningvoerende leidingen, zoals sensorleidingen
(minimale afstand 4 mm bij geleiders met basisisolatie).
•
Als de klokthermostaat na montage niet werkt, controleer dan
allereerst de correcte aansluiting van de voeding.
•
De bodemsensor van de klokthermostaat in een
sensorafschermbuis installeren. Als een open afschermbuis
wordt gebruikt, sluit deze dan af met een stop, zodat er geen
tegellijm of pleister in de afschermbuis kan komen en de sensor
wordt beschadigd. Pas uitsluitend voelers met
beschermingsklasse II toe.
10. Montage
De klokthermostaat kan in inbouwdozen worden geplaatst c.q.
gemonteerd.
Volg onderstaande aanwijzingen voor een optimale werking:
•
Wij adviseren een optimale montagehoogte van 1,50 m.
•
De klokthermostaat niet blootstellen aan directe zonnestraling of
tocht of aan andere voorverwarmde lucht (zoals boven
elektrische kachels, koelkasten e.d. of binnen het directe
afstraalbereik van radiotoren), omdat deze warmte het
regelgedrag beïnvloedt.
•
De klokthermostaat niet in één inbouweenheid met andere
elektrische apparaten, b.v. dimmers, gebruiken, omdat de
mogelijke warmteontwikkeling de klokthermostaat kan
beïnvloeden.
•
Voor gebruik met een externe temperatuursensor dient een lege
buis (flexibele of vaste kunststofbuis) tot aan het sensormeetpunt
b.v. in de vloer te worden geïnstalleerd. Kies een installatiepunt
voor de externe sensor, waar zo neutraal mogelijk de
kamertemperatuur kan worden gemeten.
Centraalplaat voor klokthermostaat
Art.-nr.: UT 238 D, UT 238 E
17