▶
Plaats de verbrandingsgasafvoer (1) in de verbrandings-
gasafvoeraansluiting (3). Zorg dat de verbrandingsgasaf-
voer juist in de verbrandingsgasafvoeraansluiting zit.
5.7
Elektrische installatie
De elektrische installatie mag alleen door een elektromon-
teur worden uitgevoerd.
▶
Zorg ervoor dat de nominale spanning van het stroomnet
230 V bedraagt en de stroomvoorziening sinusvormig is.
Voorwaarde: Product heeft een netaansluitkabel met netstekker
▶
Verbind het product via de netstekker met het stroomnet.
Voorwaarde: Product heeft een netaansluitkabel zonder netstekker
Als op de installatieplaats geen geschikt geaard stopcontact
aanwezig is, dan is een vaste aansluiting op de stroomtoe-
voer vereist.
▶
Sluit de netaansluitkabel via een op alle polen uitschakel-
bare elektrische scheidingsinrichting (bijv. leidingveilig-
heidsschakelaar) vast op de stroomtoevoer aan.
–
Contactopening van de elektrische scheidingsinrich-
ting: ≥ 3 mm
▶
Sluit het product op de aarddraad aan.
6
Bediening
Een beschrijving van de bediening van het product vindt u in
de bedienings- en montagehandleiding.
7
Ingebruikname
7.1
Gasinstelling van fabriek controleren
De verbranding van het product werd af fabriek gecontro-
leerd en voor het gebruik met de gasgroep, die op het type-
plaatje vastgelegd is, vooraf ingesteld.
▶
Controleer de gegevens over de gasgroep op het type-
plaatje en vergelijk deze met de aan de installatieplaats
beschikbare gasgroep.
Voorwaarde: De uitvoering van het product komt niet met de plaatselijke
gasgroep overeen
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Neem contact op met het serviceteam.
Voorwaarde: De uitvoering van het product komt overeen met de plaatse-
lijke gasgroep
▶
Ga te werk zoals hierna beschreven.
0020261998_01 Installatie- en onderhoudshandleiding
7.2
Gasstroomdruk controleren
1.
Sluit de gaskraan.
2.
Verwijder de afdichtingschroef van de meetnippel
(1) aan de gasaansluiting met behulp van een
kruisschroevendraaier.
3.
Sluit een digitale of U-manometer aan de meetnippel
aan.
4.
Open de gasafsluitkraan en neem het product in ge-
bruik.
5.
Stel de maximale warmtebelasting in.
6.
Controleer of de dynamische gasdruk in het toege-
stane bereik ligt. (→ Pagina 18)
7.
Sluit de gaskraan.
8.
Verwijder de manometer.
9.
Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.
10.
Open de gaskraan.
11.
Controleer de meetnippel op gasdichtheid.
Voorwaarde: Gasstroomdruk niet in het toegestane bereik
Opgelet!
Kans op materiële schade en bedrijfssto-
ringen door verkeerde gasstroomdruk!
Als de gasstroomdruk buiten het toegestane
bereik ligt, dan kan dit tot storingen in de wer-
king en tot schade aan het product leiden.
▶
Voer geen instellingen aan het product uit.
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gasmaat-
schappij op de hoogte.
▶
Sluit de gaskraan.
7.3
Functie en dichtheid controleren
1.
Controleer de productfunctie en de dichtheid.
2.
Neem het product in gebruik.
3.
Controleer alle bewakings- en veiligheidsinrichtingen
op perfecte werking.
4.
Controleer de rookgasafvoerinstallatie op perfecte in-
stallatie en stabiele bevestiging.
5.
Zorg ervoor dat de frontmantel correct gemonteerd is.
1
11