SYSTEM TACH EN SPEEDOMETER
Toerenteller
Snelheidsmeter
3
4
40
30
50
5
2
20
60
6
1
10
70
0
7
0
80
Werking en functies
Opstarten: Elke meter wordt ingeschakeld wanneer het contactslot naar
de stand Aan wordt gedraaid. De meters blijven aan zo lang het contactslot
in de stand Aan is.
Verlichting: De helderheid en het contrast kunnen worden ingesteld.
MODE
Knoppen: De knop
wordt gebruikt om schermen met informatie te
selecteren. De knoppen "+" en "–" worden gebruikt voor het instellen van
het motortoerental tijdens de regeling voor langzaam varen en voor het
instellen van meterkalibraties.
Regeling voor langzaam varen: Stelt de bestuurder in staat om het
stationair toerental van de motor voor langzaam varen in te stellen zonder
de gashendel te gebruiken.
Motorbewakingssysteem: Bewaakt de kritieke sensors op de motor voor
een vroege indicatie van problemen. Het systeem reageert op een
probleem door het motortoerental te verlagen om veilig te kunnen blijven
varen.
Waarschuwingssysteem: Het systeem doet de waarschuwingshoorn
weerklinken en geeft het waarschuwingsbericht weer.
2-1