Het bedieningspaneel
gebruiken
A-61837_nl juni 2015
De operator kan via het bedieningspaneel verschillende functies uitvoeren.
Wanneer een functie wordt gevolgd door een pijl, kunt u die functie selecteren
door op de
knop op het bedieningspaneel te drukken, waarna een ander
scherm geopend wordt waarin u nog meer keuzes kunt maken.
Meer informatie en procedures voor het gebruik van deze functies vindt u in de
volgende secties. Hieronder volg een beschrijving van de knoppen van het
bedieningspaneel.
1
2
3
4
5
1
Het scherm van het bedieningspaneel: toont menu-onderdelen,
documenttellers, papier aanwezig status, en scannerstatus en
events.
2
Selecteren: voert de bewerking uit die in het menu geselecteerd is.
3
Omhoog: scrolt het menu één onderdeel omhoog.
4
Omlaag: scrolt het menu één onderdeel omlaag.
5
Starten/Pauzeren: start het scannen of pauzeert de scantaak.
6
Stoppen: stopt de scanner.
7
Ga terug/Opnieuw scannen: door het indrukken van deze knop
verschijnt het vorige scherm.
OPMERKING: wanneer u de optie Meervoudige invoer gebruikt,
kunt u op deze knop drukken om een document opnieuw te scannen.
7
6
3-9