De instelling van de hoogte C is afhankelijk van
het groeistadium waarin het gewas zich bij het
spuiten bevindt. Hoe hoger de planten, des te
hoger moeten de spuitdoppen worden ingesteld.
De spuitdoppen moeten altijd een voldoende grote
afstand tot de toppen van het gewas hebben.
Zodra de planten een hoogte hebben bereikt
die hoger is dan de maximaal mogelijke hoogte-
instelling van de spuitdoppen, is spuiten niet meer
mogelijk.
Door het vergroten of verkleinen van de hoogte
C wordt de breedte B van de spuitkegel
groter of kleiner. De breedte moet via de hoogte-
instelling zodanig worden ingesteld dat bij het
gelijktijdig schoffelen en spuiten zowel de band
D , die niet door de schoffelmessen van onkruid
wordt ontdaan, alsook de randen van het gebied
dat aansluit op de geschoffelden banden A
met spuitmiddel worden besproeid. De breedte
mag echter niet zo groot zijn dat spuitmiddel op
de parallellogrammen of aanbouwdelen van de
parallellogrammen terecht komt.
1. Machine met de 3-puntslift op het veld neerlaten.
2. Moeren 1 van de slotbouten losdraaien.
3. Spuitdopleiding 2 samen met het met
één of meerdere spuitdoppen 5 bezette
spuitdoplichaam 4 in de klemhouder 3 naar
boven of beneden schuiven, tot de verticaal naar
beneden wijzende spuitdop 6 de juiste positie
inneemt.
4. Moeren van de slotbouten aantrekken.
5. Op dezelfde manier de hoogte van alle
spuitdoppen op de machine instellen.
MG6960-NL-NL | C.1 | 05.04.2023 | © SCHMOTZER
6 | Machine voorbereiden
Machine voorbereiden voor het gebruik
1 1
2
3
4
5
6
CMS-I-00005825
127