Inbedrijfname
De servomotor
De luchthoeveelheid wordt zuigzijdig
door een gemotoriseerde luchtklep
geregeld.
Het afstellen van de luchtklep
geschiedt door het beïnvloeden van
de rode nokken in de servomotor.
Deze nokken kunnen door een met
de servomotor meegeleverde sleutel
met de hand, stap voor stap, worden
versteld.
De respectieve afstelling van de
draaihoeken wordt d.m.v. een zwart-
witte schaal aangegeven.
Als het kapje om de motor is
weggenomen, is het mogelijk de
luchtklep in te stellen en de
verschillende posities op de schaal (0
tot 130 graden) af te lezen.
Door de messingknop in te drukken,
wordt de luchtklep van de servomotor
ontkoppeld en kan deze met de hand
via de stangverbinding versteld
worden.
Zodra men de messing knop weer los
laat, staat de servomotor weer
gekoppeld.
Functie van de nokken
Nok
fabrieks-
Functie
afstelling
I
50° Vollast-afstelling
II
0°
Dicht-positie
III
20° Kleinlast-afstelling
IV
40° opening olieklep
2de trap
• De nokken van 1ste en 2de trap in
functie van de gegevens van de
tabel regelen.
Regel Nok IV onder Nok I zodanig
dat het elektroventiel zich kan
openen alvorens dat de luchtklep in
positie 2de trap komt te staan.
• Brander in bedrijfstellen door
eventueel op de vergrendelknop
van de automaat te drukken.
• Een verbrandingsanalyse bij
werking trap 1 uitvoeren of na
iedere wijziging van de regeling.
9803 / 13 000 685A
Regeling 1ste trap ( Nok III )
• De brander op 1ste trap
inbedrijfstellen.
• Om het luchtdebiet te
vermeerderen, de nok in de
gewenste richting verdraaien en dan
een kort ogenblik de schakelaar
groot/klein van positie veranderen.
De luchtklep neemt de nieuwe
positie in.
• Voor het luchtdebiet te verminderen,
draai de nok in omgekeerde richting.
De servomotor volgt automatisch de
beweging van de nok.
Regeling 2de trap ( Nok I )
• De brander in dienst stellen op 2de
trap ( grote vlam )
• Om het debiet te vergroten draai de
nok in de gewenste richting.
De servomotor volgt automatisch.
• Om het luchtdebiet te verminderen,
draai de nok in omgekeerde richting
en schakel een kort ogenblik de
keuzeschakelaar groot/klein om.
• Pompdruk regelen om het gewenste
nominaal vermogen te garanderen.
• Maat Y instellen om de verbranding
te optimiseren.
• Verbranding op beide trappen
analyseren :
– roet index lager als 1
– CO
hoger als 12%
2
• Na de regeling terug een startcyclus
uitvoeren.
• De overgang van kleine naar grote
vlam testen.
Regeling van de luchtdrukschakelaar.
• Nippels van de impulsbuisjes en
aansluitingen ( + op + ) controleren.
• De pressiostaat op minimum
waarde instellen na regeling van de
verbranding
• De brander instellen op start debiet
• Het onderbrekingspunt vaststellen
• Afgelezen waarde van het
onderbrekingspunt met 10%
verlagen
• De brander terug op nominaal
debiet doen werken.
• De goede werking controler en.
7