9.
Selecteer het type substraat dat u laadt.
OPMERKING:
gebruikt, niet op het voorpaneel.
TIP:
Wanneer u heel dunne substraten laadt, moet u het substraattype altijd selecteren als
Banner om de vacuümdruk die wordt toegepast tijdens het laden te minimaliseren; wanneer u heel
dikke substraten laadt, moet u het substraattype altijd selecteren als HP Photorealistic om de
vacuümdruk die wordt toegepast tijdens het laden te maximaliseren; Ga na het laden en voor het
afdrukken naar het voorpaneel en wijzig het correcte type voor het substraat dat u laadt: selecteer
-pictogram en selecteer daarna View loaded substrate (geladen substraat bekijken)
het
> Change loaded substrate (geladen substraat wijzigen).
10.
Nadat het laadaccessoire door de printer is gegaan, kan het met de hand worden weggehaald.
11.
De printer controleert het substraat op diverse manieren en kan u vragen problemen met
scheeftrekken of spanning te corrigeren.
OPMERKING:
opgeven: selecteer het
hanteren substraat) > Max skew setting (Instelling max. scheefheid.
12.
Als u transparant substraat zonder dekkende grenzen laadt, wordt u gevraagd de breedte van het
substraat in te voeren en de afstand van de rechterrand van de zijplaat van de printer (zoals
aangegeven door de liniaal voor op de hardingsmodule).
13.
Als u hebt gekozen voor tweezijdig afdrukken, kan via het voorpaneel hierover een vraag worden
gesteld.
14.
De printer kalibreert de substraatdoorvoer.
NLWW
U moet in de RIP-software de naam van het specifieke substraat selecteren dat u
U kunt op het voorpaneel de maximum toegestane hoeveelheid scheeftrekking
-pictogram en selecteer daarna Substrate handling options (Opties
Het laadaccessoire
55