WERKING
Buitenlucht
Houd de luchtinlaten voor de voorruit
vrij van belemmeringen (sneeuw,
bladeren, enz.) zodat de
airconditioning effectief kan werken.
Gerecirculeerde lucht
LET OP
Wanneer de
luchtrecirculatiestand langdurig
wordt ingeschakeld, kunnen de ruiten
beslaan. Wanneer de ruiten beslaan,
stel dan de standen in om de voorruit
te ontdooien en te ontwasemen.
De lucht die zich in het
passagierscompartiment bevindt,
wordt gerecirculeerd. Er stroomt
geen buitenlucht de auto in.
Verwarming
De verwarmingscapaciteit is
afhankelijk van de
koelvloeistoftemperatuur.
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleen
wanneer de temperatuur hoger is
dan 4 ºC.
N.B.: Wanneer de airconditioning is
ingeschakeld, is het
brandstofverbruik hoger.
Klimaatregeling
De lucht wordt door de
warmtewisselaar geleid, waar deze
wordt gekoeld. Om de ruiten
wasemvrij te houden wordt vocht
aan de lucht onttrokken. Het
condens wordt naar buiten
afgevoerd en daarom is het normaal
dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt.
Pollenfilter
binnengaat.
Het pollenfilter verwijdert de meeste
potentieel schadelijke stoffen als
pollen, industriële luchtverontreiniging
en straatvuil uit de lucht voordat deze
het interieur binnenstroomt.
VENTILATIEROOSTERS
E74362
58
LET OP
Schakel de aanjager uit wanneer
u een automatische wasstraat