Storingen
Er stroomt geen water in het
apparaat of het wasmiddel wordt
niet ingespoeld.
Het wasmiddel uit het bakje I wordt
niet ingespoeld.
Het water in de trommel is niet te
zien.
Het sop wordt niet volledig
afgepompt.
Er loopt water onder het apparaat
uit.
Er komt schuim uit de
wasmiddellade.
Het *-symbool wordt getoond
wanneer de overdosering
wasmiddel wordt gedetecteerd.
Het wasgoed werd niet goed
gecentrifugeerd.
Geen goed centrifugeerresultaat.
51
Oorzaak
De kraan is niet open.
Toevoerslang is geknikt of zit klem.
Zeef in de watertoevoer verstopt.
Programma zonder voorwas
gekozen.
Niets aan de hand.
Het water bevindt zich onderin en is daardoor niet te zien.
Vreemde voorwerpen blokkeren de
pomp.
Er werd erg pluizend wasgoed
gewassen. Afvoerpijp of
afvoerslang verstopt.
De schroefkoppeling van de
toevoerslang lekt.
De afvoerslang lekt.
Er is te veel wasmiddel gebruikt of
een wasmiddel dat niet geschikt is
voor de wasmachine.
Grote stukken wasgoed zijn in
elkaar gerold en niet gelijkmatig in
de trommel verdeeld.
Om veiligheidsredenen werd het
centrifugeren met hoog toerental
automatisch verhinderd.
Reduced Ironing (Licht strijken) Q knop aangeraakt - lager
centrifugetoerental, zie blz. 27.
Programma Rinse (Spoelen) ' of Spin (Centrifugeren) Í gekozen -
lager centrifugetoerental, zie blz. 26.
Advies
Kraan opendraaien.
Zeven schoonmaken zie blz. 47 en
verder.
Een programma met voorwas
kiezen.
Pomp schoonmaken, zie blz. 46.
Afvoerpijp en/of afvoerslang
schoonmaken.
Schroefkoppeling vastdraaien.
Afvoerslang vervangen.
1 eetlepel wasverzachter met
½ liter water aanlengen en in
wasmiddelbakje II van de
wasmiddellade gieten.
Bij de volgende was minder
wasmiddel gebruiken, resp. een
wasmiddel gebruiken dat geschikt
is voor de wasmachine.
Niet alleen grote stukken wasgoed
in de trommel doen.