5.4 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de gasaansluitingen
zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele lekken
opsporen met een zeepoplossing, maar
nooit met een vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
• De regelingsvoorwaarden voor dit
apparaat staan vermeld op het etiket
voor de regeling van het gas.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
slang of met een flexibele stalen slang op
een rechte wand met conische verbinding
en volgens de voorschriften die aangeduid
worden door de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk "5.5 Aanpassing
aan de verschillende gastypes". De
toevoeraansluiting van het gas heeft een
schroefdraad ½" gas extern (ISO 228-1).
142
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.