7.
Model zonder trimbekrachtiging - Zet de opklapvergrendelhendel in de stand lock/run (vergrendelen/
lopen).
a
8.
Modellen met stuurknuppel - Lijn het pijltje op de gasgreep uit met de stand START.
9.
Een koude motor starten:
a. Modellen met afstandsbediening - Zet de versneldstationairhendel of de voorziening voor alleen
gas op ongeveer de helft van de maximale stand. Nadat de motor is aangeslagen, stelt u de
neutraalstandinstelling onmiddellijk zodanig bij dat het motortoerental tot onder 2000 omw/min
daalt. Keer naar normaal stationair toerental terug nadat de motor is warmgelopen.
a
b. Modellen met handmatige start - Knijp 4 tot 6 keer snel in de brandstofpompbal.
NB: Bij de eerste start van een nieuwe motor of na lange opslag kan er lucht in de pompbal zitten. Druk in
dat geval de pompbal meerdere malen in totdat u de vloeistof voelt stromen, en druk hem dan vervolgens
nog 4 tot 6 keer snel in zoals gebruikelijk.
10. Een verzopen motor starten:
a. Modellen met stuurknuppel - Breng de gasgreep naar vol gas. Start de motor volgens de
startprocedure zonder in de brandstofpompbal te knijpen. Begin het motortoerental onmiddellijk te
verlagen nadat de motor is aangeslagen.
nld
BEDIENING
b
a -
opklapstand
b -
stand "lock/run" (vergrendelen/lopen)
26802
b
29598
a -
versneldstationairhendel
b -
voorziening voor alleen gas
3030
3076
37