4.3.3. Optionele netsmoorspoel
E en netsmoorspoel (optie) voor de frequentieregelaar wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
o De impedantie van inkomende voeding is laag of de maximale kortsluitstroom is te hoog.
o De voedingsspanning is zwak en dipt regelmatig of valt compleet weg
o De 3-fasen van de voeding zijn niet in balans.
o De voedingsspanning is afkomstig van een railsysteem met koolborstels zoals bij bovenloopkranen.
I n alle andere installaties worden netsmoorspoelen aangeraden om de regelaar te beschermen tegen spanningsfluctuaties.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de netsmoorspoelen voor de verschillende bouwgrootten.
Voedingsspanning
230 Volt
400 Volt
3-fasen
4.4. Motorkabel
D e frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden
toegepast. Neem voor meer informatie contact op met uw motorleverancier.
D e motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V, en W d.m.v. een afgeschermde 3- of 4-aderige kabel. Wanneer er een
3-aderige kabel wordt gebruikt moet de afscherming worden gebruikt als aardingsgeleider. Let hierbij wel op dat de doorsnede van de
afscherming minimaal gelijk is aan de doorsnede van een van de fasen en dat het materiaal ook gelijk is. Bij een 4-aderige motorkabel
moet de doorsnede van de aardleider minimaal gelijk zijn aan de doorsnede van een van de fasen en het materiaal moet ook gelijk zijn.
D e aardklem van de motor moet zijn verbonden met een van de aardklemmen van de regelaar.
D e motorkabellengte mag maximaal 100 m zijn bij een afgeschermde motorkabel en 150 m bij een onafgeschermde motorkabel.
W anneer er meerdere motoren worden aangesloten worden op de ODE-3 moet er minimaal een motorsmoorspoel worden gebruikt.
4.5. Aansluiten motorklemmenbox
Standaard kortsluitanker motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het
typeplaatje van de motor (laagste spanning van de twee). De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de motor in
ster of in driehoek moet worden gezet. In ster moet altijd de hoogste voedingsspanning worden gekozen. Voorbeeld van een typeplaatje:
Voedingsspanning
230
4
400
400
4.6. Stuurstroom bekabeling
A lle bekabeling van de analoge signalen moet afgeschermd zijn. Twisted pair bekabeling wordt aanbevolen.
S tuurstroom en hoofdstroom bekabeling zoveel mogelijk van elkaar gescheiden houden en zo min mogelijk parallel laten lopen.
2 4V DC en 230V AC aders moeten niet in dezelfde kabel (multicore) worden opgenomen.
M aximale aantrekkoppel stuurstroomklemmen is 0,5Nm.
D oorsnede stuurstroombekabeling : 0,05 - 1,5 mm
16 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
1-fase
Motorspanning
230 / 400
400 / 690
230 / 400
Bouwgrootte
1
2
3
1
2
3
4
Driehoek
Ster
/ 30 – 12 AWG.
2
Netsmoorspoel type
OPT-2-L1016-20
OPT-2-L1025-20
N.v.t.
OPT-2-L3006-20
OPT-2-L3010-20
OPT-2-L3036-20
OPT-2-L3050-20
Hoe aan te sluiten
DRIEHOEK
STER
www.invertekdrives.com