Inhoudsopgave
Advertenties
3.
Lijn over de nulniveau-indicator
4.
LED-indicator - Nulniveau
5.
Lijn onder de Nul niveau Indicator
6.
LCD scherm
7.
Detector sensor
8.
Achtergrondverlichting aan/uit
9.
Nauwkeurigheid selectieknop
10.
Nauwkeurigheidspictogram
11.
Aan/Uit symbool achtergrondverlichting
12.
Aan/Uit geluidssymbool
13.
Stroomindicator
GEBRUIK VAN DE LASERDETECTOR
Druk op de Aan/Uit-toets (№3 afb.5) om de detector in te schakelen.
Selecteer de meetnauwkeurigheid (№1 afb.5). De geselecteerde modus wordt
op het display weergegeven: nauwkeurige modus ±1 mm (№7 foto 5), ruwe
modus ±2 mm (№8 foto 5). Selecteer de dempings- of geluidsmodus (№2 foto
5). Het geluidssymbool (№12 afb.5) verschijnt op het display.
Draai de sensor van de detector (№5 afb.5) in de richting van de laserstraal en
beweeg de detector op en neer in de richting van de pijl op het LCD-scherm.
Beweeg de laserdetector naar beneden als de pijl naar beneden wijst (№9
foto.5). U hoort een geluidsalarm.
Beweeg de laserdetector omhoog als de pijl naar boven wijst (№11 foto.5). U
hoort een geluidsalarm.
Als de laserstraal zich in het midden van de sensor bevindt, hoort u een continu
geluidsalarm en verschijnt de middelste markering op het display (№10 afb.5).
De waterpasmarkeringen op de zijkanten van de laserdetector komen overeen
met de middenpositie van de laserstraal op de detectorsensor. Gebruik ze om
markeringen aan te brengen op de te markeren oppervlakken of om de baak af
te lezen.
ONDERHOUD EN REINIGING
Bewaren op een schone en droge plaats, tussen 5°F - 131°F (-15°C ... +55°C)
Alvorens het apparaat te verplaatsen of te vervoeren, dient u ervoor te zorgen
dat het uitgeschakeld is.
Als het instrument nat is, droog het dan af met een droge doek. Sluit de laser
niet af in de Koffer totdat deze volledig droog is.
Probeer het instrument niet te drogen met vuur of met een elektrische droger.
Advertenties
Inhoudsopgave
