Periodiek logboek
Piekgasuitlezingen worden periodiek geregistreerd op basis van gebruikersinstellingen (zie hoofdstuk
5.3 voor details).
De weergave van datum en tijd is gebaseerd op de computertijd. Zorg dat de datum en
de tijd op de computer correct zijn.
Door het vervangen van de batterij kan in het logboek enige tijd verloren gaan.
Controleer de tijd en datum met de pc nadat de batterijen zijn vervangen.
Verbinden van toestel en pc
(1)
Schakel de pc in en lijn het toestel uit met de IR-interface van de pc.
(2)
Druk op de knop op het toestel om naar de IR-modus te gaan.
(3)
Start de MSA Link™ software op de pc en start de verbinding.
3.13
Kalibratie
Het toestel moet worden gekalibreerd als de bumptest niet succesvol is.
Voer elke dag voor gebruik een bumptest uit (zie hoofdstuk 3.5) om te controleren of het toestel naar
behoren werkt. Het toestel moet de bumptest doorstaan. Als de controle mislukt, dient een kalibratie
te worden uitgevoerd voordat het toestel in gebruik wordt genomen.
Een kalibratie bestaat uit de afstelling van de sensoroutput op de exacte concentratiewaarde van een
bekende, traceerbare kalibratiecilinder. U kunt op elk moment een kalibratie uitvoeren voor een maxi-
male nauwkeurigheid. De frequentie van een kalibratie wordt vaak voorgeschreven door landelijke of
bedrijfsvoorschriften; een kalibratie moet echter periodiek op vaste intervallen worden uitgevoerd of als
de bumptest mislukt. MSA adviseert een kalibratie-interval van 2 maanden voor toestellen met
XCell pulse technologie en van maximaal 6 maanden voor toestellen met standaard XCell sensoren.
Zorg dat de kalibratie wordt uitgevoerd in zuivere, niet-verontreinigde omgevingslucht.
WAARSCHUWING!
Reduceerventielen en slangen gebruikt voor het bumptesten en kalibratie van Cl
de gebruiker gelabeld worden voor dat specifieke gas en mogen in de toekomst uitsluitend voor dat
gas gebruikt worden.
Door de hoge reactiviteit van Cl
materiaal van kalibratieslangen reageren met het gas waardoor een lagere uitlezing dan
de werkelijke concentratie kan worden gegeven. Tijdens kalibratie of bumptest met deze
gassen moeten droge slangen worden gebruikt (zie hoofdstuk 7 voor het juiste mate-
riaal). Gebruik voor de beste kalibratie de kortst mogelijke slangen voor verbinding met
de kalibratiecilinder voor dit gas.
Toestellen moeten worden gekalibreerd:
•
na te zijn blootgesteld aan een fysieke schok,
•
na extreme veranderingen in de omgevingstemperatuur,
•
na gebruik onder hoge gasconcentraties,
•
als de bumptest/FAS mislukt is,
•
op bepaalde intervallen op grond van lokale procedures.
Toegang tot de kalibratiemodus is mogelijk nadat de informatieschermen zijn weergegeven
(zie Fig. 10).
en NH
-gas kunnen de omgevingsvochtigheid en het
2
3
®
ALTAIR
2X
Gebruik
of NH
moeten door
2
3
NL
29