Gebruik
Rijden op op- en aflopende hellingen
Hellingen moeten altijd worden genaderd
met de last naar de bovenkant van de helling
gericht. Alleen hellingen die duidelijk zijn aan-
gemerkt als verkeersroutes en die overeenko-
men met de technische specificaties van de
machine kunnen veilig worden gebruikt.
GEVAAR
De bestuurder moet controleren of de grond schoon
is en een antislipoppervlak heeft.
Rijd nooit dwars over hellingen en keer nooit op een
helling!
Parkeer de machine niet op een helling.
Verlaag uw snelheid als u een helling afrijdt.
Houd u aan de opgegeven maximale hel-
lingshoeken voor het rijden met en het rijden
zonder last.
OptiSpeed
– Breng de dissel omlaag.
OPMERKING
De machine bevindt zich alleen in de zones
(2) en (3) in een rijstand. In de onderste (4) of
bovenste (1) zone wordt de rem ingeschakeld
en wordt de rijmotor uitgeschakeld.
In zone (3) de machine op volle snelheid
worden gebruikt. De rijsnelheid is evenredig
aan de bedieningshoek van de rijschakelaar.
In zone (2) is de maximale snelheid afhankelijk
van de hoek van de dissel.
A
B
C
D
1152 801 15 20 NL - 12/2017
Rembereik
Onbegrensd rijbereik
Snelheidsbegrensd rijbereik
Grafieklijn maximale snelheid
4
Rijden
45