5.0
Het aankoppelen
De centrifugaalstrooier aan de achterste hydraulische driepuntsbevestiging van de trekker
aankoppelen (hierbij hfdst. 3.1 in acht nemen).
-
Onderste hefarmen van de trekker aan de bevestigingspennen (cat. II) (fig. 5.1/1
of 5.2/1) bevestigen en met een overslagpen borgen. Bij ZA-M max iS de hefpennen
in het bovenste gat van de onderste aanspanconsole bevestigen. De onderste
aanspanconsole heeft standaard twee aansluit mogelijkheden en maakt het
mogelijk de strooier 120 mm hoger aan de trekker te bevestigen (b.v. voor
bijbemesting strooien).
-
Topstang met insteekpen (cat II) (fig. 5.1/2 of 5.2/2) bevestigen en borgen.
Borghendel (fig. 5.1/3 of 5.2/3 en fig. 5.1a/1) moet in de gleuf haken.
De strooier bij het aan- en afkoppelen op een vlakke ondergrond (e.v.
verhoging) wegzetten. Niet aan de voorkant oplichten.
Personen uit de gevarenzone achter of onder de machine wegsturen, omdat
de strooier achterover kan slaan, wanneer de topstangdelen per vergissing
te veruit elkaar zijn gedraaid of uit elkaar worden getrokken.
I
De tijd van het zakken van een gevulde kunstmeststrooier moet minstens
twee seconden bedragen. Indien aanwezig, daalsnelheidklep instellen.
In geheven positie mogen de onderste draagarmen van de trekker nauwelijks zijdelingse
speling hebben, zodat de machine tijdens het strooien niet heen en weer slingert. De
onderste hefarmen van de trekker met stabilisatiestangen of kettingen vastzetten.
5.1
Koppelingsas
I
Alleen de door de fabrikant voorgeschreven koppelingsas gebruiken.
F
Bij regelmatig afbreken van de breekbout tussen de aansluitgaffel en de -
flens van de ingaande as van de aandrijfkast en bij trekkers met hydraulisch
bediende aftakaskoppeling, wordt een Walterscheid koppelingsas met
slipkoppeling K94/1 (extra uitvoering) aanbevolen!
5.1.1
Montage en aanpassen van de koppelingsas
De koppelingsas alleen monteren wanner de strooier leeg is en nog niet is
aangebouwd.
De montage van de koppelingsas
-
borgschroef (fig. 5.3/1) losdraaien
-
beschermtrechter (fig. 5.4/1) in de montagestand brengen (fig. 5.4/2).
-
beschermpijp (fig. 5.4/3) lostrekken.
-
De machine achterover kippen.
27