Het onderwerp van de opname is te donker
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is
onderbelicht omdat de
omgeving te licht is.
Het onderwerp valt buiten
het bereik van de flitser.
Het onderwerp van de opname is te helder of
het beeld vertoont witte strepen
Het onderwerp is te
dichtbij, waardoor het
flitslicht te fel is.
Het onderwerp is
overbelicht omdat de
omgeving te donker is.
Er schijnt te veel licht
direct in de camera of te
veel licht wordt
gereflecteerd door het
onderwerp.
De flitser is ingeschakeld.
Beeld bevat ruis
ISO-waarde is te hoog.
116
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 14).
Stel de belichtingscompensatie in op
een positieve waarde (+)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(p.
49, 51).
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van de flitser
(p.
Verhoog de ISO-waarde voordat u
de opname maakt
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van de flitser
(p.
Stel de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde (-)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(p.
49, 51).
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 14).
Hogere ISO-waarden en de instelling
(Hoge ISO Automatisch) kunnen
zorgen voor meer ruis in het beeld.
Voor een betere beeldkwaliteit
selecteert u een zo laag mogelijke
ISO-waarde
(p.
In de modi
,
en
loopt de ISO-waarde op en
kan er ruis ontstaan.
(Flitser aan)
(p.
52).
136).
(p.
65).
136).
(p.
52).
(Flitser uit)
65).
,
,
,
,