AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C
11
12
13
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt de ventilatorsnelheid nog steeds af-
stellen door te drukken op 12 of 18.
Regeling van de temperatuur
Er zijn twee typen instellingen:
– afzonderlijke afstelling voor het interieur;
– afstelling in modus SYNC om de instellin-
gen van de passagier en de bestuurder te
synchroniseren.
Afstelling voor interieur
Gebruik de schakelaar 11.
18 5
SYNC -functie
Druk op de knop 13 voor deze stand. Het
lampje 13 verschijnt op de knop.
Druk nogmaals op 13 om de functie uit te
schakelen of op 5 om de rechterkant apart
van de linkerkant te regelen.
Het waarschuwingslampje 13 in de knop
dooft.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. ➥ 3.2.
(2/5)
Druk nogmaals op 13 om de functie uit te
schakelen of op 5 om de rechterkant apart
van de linkerkant te regelen.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. ➥ 3.2.
Het display geeft aan welke temperatuur
is ingesteld.
Als na het starten van de auto de aan-
gegeven temperatuur wordt verhoogd of
verlaagd, heeft dit geen invloed op de
snelheid waarmee de gewenste tempe-
ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt
altijd voor het optimaal verhogen of ver-
lagen van de temperatuur (de ventilatie
start niet direct met de maximale snel-
heid: deze wordt geleidelijk hoger), dat
kan van enkele secondes tot een paar
minuten duren.
Onder normale omstandigheden, tenzij
dit als hinderlijk wordt ondervonden,
moeten de roosters in het dashboard
open blijven.
3.19