Gebruikersinformatie Ringlock
Verrijdbare steigers
Verrijdbare steigers dienen om op een vlakke en effen
ondergrond grote delen toegankelijk te maken met een
minimum aan materiaal.
Soorten verrijdbare steigers
Naargelang de plaatselijke omstandigheden, de
benodigde steigerhoogte en het beschikbare materiaal,
zijn verschillende soorten verrijdbare steigers mogelijk.
Om de laterale stabiliteit te garanderen, zijn
uitleggervakken (afschoorvakken) of ballast vereist. De
breedte van de uitlegger en het ballastgewicht moeten
worden berekend volgens de geldende voorschriften.
Opmerking:
Volgens de stabiliteitsanalyse kan ballast vereist zijn.
Veiligheidsinstructies voor de bouw
van verrijdbare steigers
Voor de bouw van verrijdbare steigers gelden de
volgende veiligheidsinstructies:
▪
De hoogte van de verrijdbare steiger mag niet groter
zijn dan tweemaal de kleinste basisafmeting (lengte
of breedte) van de steiger (gemeten aan het
ondereind van de steigertoren), tenzij de steiger met
spankabels of uitleggers is verankerd.
999817907 - 05/2023
▪
Indien voor de stabilisatie van een verrijdbare steiger
met een hoogte die groter is dan tweemaal de
kleinste basisafmeting (lengte of breedte), uitleggers
worden gebruikt, wordt de kleinste breedte tussen de
uitleggers gemeten. Uitleggers, extra vakken of
andere oplossingen kunnen in het onderste deel van
de steiger worden toegevoegd om de basisafmeting
van de steiger te vergroten. De gewijzigde
basisafmeting die op deze manier ontstaat, mag bij
de berekening van de verhouding tussen hoogte en
basisafmeting van de steiger niet meer worden
gebruikt als de kleinste (beperkende) basisafmeting.
▪
Wanneer de verrijdbare steiger zich in de buurt van
elektrische apparaten onder spanning bevindt, moet
hij met niet-geleidende, geveerde wielen zijn
uitgerust. Alle elektrische gevarenbronnen moeten
altijd van een lockout-tagout-veiligheidssysteem
worden voorzien.
▪
Alle wielen van een verrijdbare steiger moeten
worden uitgerust met remmen of andere
vastzetinrichtingen, om te voorkomen dat de steiger
tijdens het gebruik wegrolt of wegdraait. De wielen
moeten stevig aan de steiger zijn bevestigd.
▪
Indien voetspindels worden gebruikt om de hoogte
van de steigertoren te vergroten, mogen deze
maximaal 0,3m (12") worden uitgeschoven. De
steigertoren moet te allen tijde loodrecht en
waterpas staan.
▪
Bij verrijdbare steigertorens waarvan de bovenste
werkvloer zich op een hoogte van meer dan 2,7m (9'-
0") boven de ondergrond bevindt, moeten in het
bovenste en onderste deel van de steiger
horizontale diagonalen worden gemonteerd. Bij
steigertorens met een hoogte van meer dan 2,7m
(9'-0") moet de eerste horizontale diagonaal worden
gemonteerd op een hoogte van maximaal 0,6m (2'-
0") boven de wielen. De volgende horizontale
diagonalen moeten op een afstand van maximaal
4,0m (13") worden geïnstalleerd.
▪
Verrijdbare steigers dienen te worden uitgerust met
stalen roosters, vloerdelen met haken of houten
vloeren met lijsten.
▪
Bij het verrijden van de steigertoren moet de
horizontale kracht zo dicht mogelijk bij het onderste
niveau van de steiger worden uitgeoefend.
▪
Tijdens het verrijden van de steigertoren mogen zich
op geen enkel moment bouwvakkers op de steiger
bevinden.
▪
De maximaal toelaatbare verticale afstand tussen de
werkplatformen bedraagt 4,0m, tenzij volgens de
bovenstaande instructies horizontale diagonalen zijn
gemonteerd.
▪
Diagonalen zijn vereist aan alle vier de zijden van de
verrijdbare steiger.
▪
Volgens EN 1004 is de maximale hoogte van de
verrijdbare steiger 12 aan de binnenzijde en 8 meter
aan de buitenzijde. aan de buitenzijde. Per geval
dient echter het statische berekening te worden
uitgevoerd om een kantelen van de steiger uit te
sluiten.
▪
Indien ballastgewicht vereist is, moet dit worden
berekend en aangebracht zoals beschreven in het
hoofdstuk 'Uitkragingen'.
Steiger
53