plus een openhoogte. De openhoogte mag niet groter zijn
dan de spronghoogte. Gangbare waarden van de
openhoogte variëren van 2000 tot 6000 voet AGL.
Statisch: Er wordt uitgegaan van een constante windsnelheid
en windrichting gedurende de sprong. De spronghoogte moet
ten minste 1000 voet zijn.
Spronginformatie invoeren
1
Selecteer START.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
4
Voer een of meerdere handelingen uit om uw
spronginformatie in te voeren:
• Selecteer DIP om een punt in te stellen voor de gewenste
landingslocatie.
• Selecteer Spronghoogte om de spronghoogte AGL (in
voet) in te stellen waarop de jumpmaster het vliegtuig
verlaat.
• Selecteer Openhoogte om de openhoogte AGL (in voet)
in te stellen waarop de jumpmaster de parachute opent.
• Selecteer Voorwaartse beweging om de horizontaal
afgelegde afstand (in meters) als gevolg van de snelheid
van het vliegtuig in te stellen.
• Selecteer Koers naar HARP om de afgelegde richting (in
graden) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te
stellen.
• Selecteer Wind om de windsnelheid (in knopen) en
windrichting (in graden) in te stellen.
• Selecteer Constant om aanvullende gegevens voor de
geplande sprong in te stellen. Afhankelijk van het
sprongtype selecteert u Percentage van maximum,
Veiligheidsfactor, K-open, K-vrije val of K-statisch en
voert u aanvullende informatie in
pagina
6).
• Selecteer Automatisch naar DIP om de navigatie naar
het DIP automatisch in te schakelen na afloop van uw
sprong.
• Selecteer GA NAAR HARP om navigatie naar de HARP
te starten.
Windgegevens invoeren voor HAHO- en HALO-sprongen
1
Selecteer START.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
4
Selecteer Wind > Voeg toe.
5
Selecteer een hoogte.
6
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
7
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.
De windwaarde wordt toegevoegd aan de lijst. Alleen
windwaarden op de lijst worden gebruikt tijdens
berekeningen.
8
Herhaal stap 5–7 voor iedere beschikbare hoogte.
Windgegevens herstellen
1
Selecteer START.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer HAHO of HALO.
4
Selecteer Wind > Herstel.
Alle windwaarden worden verwijderd uit de lijst.
Windgegevens invoeren voor een statische sprong
1
Selecteer START.
2
Selecteer Jumpmaster > Statisch > Wind.
3
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
4
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.
6
(Sprongtypen, pagina
5).
(Constante-instellingen,
(Sprongtypen, pagina
5).
Constante-instellingen
Selecteer Jumpmaster, selecteer een sprongtype en selecteer
Constant.
Percentage van maximum: Hiermee stelt u het sprongbereik in
voor alle sprongtypen. Een instelling lager dan 100%
verkleint de driftafstand naar de DIP en een instelling hoger
dan 100% vergroot deze afstand. Ervaren jumpmasters
willen mogelijk lagere percentages gebruiken, beginnende
parachutespringers kiezen wellicht voor hogere percentages.
Veiligheidsfactor: Hiermee stelt u de foutmarge voor een
sprong in (alleen HAHO). Veiligheidsfactoren zijn meestal
hele waarden van 2 of hoger, en worden bepaald door de
jumpmaster op basis van de spronggegevens.
K-vrije val: Hiermee stelt u de luchtweerstand van een
parachute tijdens een vrije val in, op basis van de canopy-
waarde van de parachute (alleen HALO). Elke parachute
moet worden voorzien van een K-waarde.
K-open: Hiermee stelt u de luchtweerstand in voor een open
parachute op basis van de canopy-waarde (HAHO en
HALO). Elke parachute moet worden voorzien van een K-
waarde.
K-statisch: Hiermee stelt u de luchtweerstand van een
parachute tijdens een statische sprong in, op basis van de
canopy-waarde van de parachute (alleen Statisch). Elke
parachute moet worden voorzien van een K-waarde.
Multisport
Triatleten, duatleten en alle andere beoefenaren van
gecombineerde sporten zoals Triatlon of Zwemloop kunnen de
modus voor multisportactiviteit gebruiken. Gedurende een
multisportactiviteit kunt u schakelen tussen activiteiten en uw
totale tijd en afstand bekijken. U kunt tijdens de
multisportactiviteit bijvoorbeeld overschakelen van fietsen naar
hardlopen, en de totale tijd en afstand voor fietsen en hardlopen
bekijken.
U kunt een multisportactiviteit aanpassen of de standaard
triatlon-activiteit gebruiken voor een standaard triatlon.
Triatlontraining
Als u deelneemt aan een triatlon, kunt u de triatlonactiviteit
gebruiken om snel over te schakelen op een ander
sportsegment, de tijd van elk segment op te nemen en de
activiteit op te slaan.
1
Druk op START op de watch face.
2
Selecteer Triatlon.
3
Druk op START om de activiteitentimer te starten.
4
Selecteer LAP aan het begin en eind van elke overgang.
De overgangsfunctie kan worden in- of uitgeschakeld voor de
triatlonactiviteitinstellingen.
5
Nadat u uw activiteit hebt voltooid, drukt u op STOP en
selecteert u Sla op.
Een multisportactiviteit maken
1
Druk op START op de watch face.
2
Selecteer Voeg toe > Multisport.
3
Selecteer een type multisportactiviteit of voer een
aangepaste naam in.
Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een nummer.
Bijvoorbeeld Triatlon(2).
4
Selecteer twee of meer activiteiten.
5
Selecteer een optie:
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan
te passen. U kunt bijvoorbeeld selecteren of overgangen
moeten worden meegerekend.
• Selecteer OK om de multisportactiviteit op te slaan en te
gebruiken.
Activiteiten en apps