VEREISTE INSTELLINGEN EN PROGRAMMERING VOOR DE NETWERKSCANNERFUNCTIE
EEN AANGEPASTE LIJST OPSLAAN
Geprogrammeerde bestemmingen verschijnen als snelkiestoetsen op het
(pagina
15) en worden normaal opgenomen in de ABC-index. Twee soorten indexen zijn beschikbaar: de ABC-index
en groepindexen (aangepaste lijsten). Groepindexen stellen u in staat een indexnaam toe te kennen aan de
bestemming en vergemakkelijken het zoeken. Zes groepindexen zijn beschikbaar en u kunt aan elk ervan een naam
van maximaal 6 tekens toekennen.
Klik op "Aangepaste lijsten" in het menuframe van de webpagina om het volgende scherm weer te geven. Op dit
scherm kunnen groepindexnamen worden geprogrammeerd en bewerkt. Voer namen in voor indexen 1 t/m 6 en klik
vervolgens op "Indienen". Als u een eerder geprogrammeerde naam wilt wijzigen, voert u de nieuwe naam in en slaat
u deze op.
Voor informatie over het groeperen van bestemmingen in een groepindex, zie de desbetreffende pagina's voor het
programmeren van de verzendmethoden. Voor informatie over het wisselen tussen de ABC-index en groepindexen,
zie
pagina
15.
Klik hier.
OPMERKING
U kunt eveneens indexen in de aangepaste lijst opslaan via het aanraakpaneel van de machine.
OP DE WEBPAGINA GEPROGRAMMEERDE INFORMATIE
BEVEILIGEN ("Wachtwoorden")
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld om de toegang tot de webpagina te beperken en de instellingen te
beveiligen. Het instellen van wachtwoorden is echter niet verplicht; de netwerkscannerfunctie kan ook zonder
wachtwoorden worden gebruikt.
U kunt wachtwoorden voor de beheerder en wachtwoorden voor elke gebruiker instellen. Als u een
gebruikerswachtwoord gebruikt om toegang te krijgen tot de webpagina, kunt u bestemmingen in het menu
scannerbestemmingsbeheer instellen, bewerken en verwijderen; u kunt echter geen instellingen maken in het menu
Installatie.
De wachtwoorden voor "user" en "admin" zijn beide oorspronkelijk ingesteld op "Sharp". Wanneer u voor het eerst
instellngen maakt en de wachtwoorden wilt wijzigen, voert u "Sharp" in bij "Oud beheerderswachtwoord" voordat u
de instellingen maakt. Een wachtwoord moet bestaan uit alfanumerieke tekens en mag niet langer zijn dan zeven
tekens. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. Klik na het invoeren van een wachtwoord op "Indienen" om het in te
stellen. Schakel na het instellen van het wachtwoord de machine uit en vervolgens weer in.
Wanneer een wachtwoord is ingesteld, wordt het wachtwoord gevraagd wanneer u toegang probeert te krijgen tot
een webpagina met beveiligde instellingen. Voer als "Gebruikersnaam" "user" in als u als gebruiker toegang vraagt
tot de webpagina, of "admin" als u als beheerder toegang vraagt tot de webpagina. Voor gedetailleerde informatie
over het instellen van wachtwoorden, zie "Help".
INHOUDSOPGAVE
Adreslijstscherm
van het aanraakpaneel
(pagina
13
31)