Oefen met de starthulp en de achteruitrijfunctie. Let op dat tijdens het gebruik
van de fiets, de starthulp of de achteruitrijfunctie niet onbedoeld wordt
geactiveerd. Als bijvoorbeeld voor het stoplicht spelenderwijs de pedalen
achteruit worden gedraaid, zal de achteruitrijfunctie worden geactiveerd en
gaat de fiets achteruit rijden.
Hoge snelheden in bochten en op oneffen terrein, of het nemen van een te
scherpe bocht, kunnen leiden tot het omslaan van de fiets!
De fiets zal zich anders gedragen wanneer er zonder passagier(s) wordt
gefietst. Probeer dit eerst voorzichtig uit!
Belangrijke veiligheidspunten voor de berijder
Fiets tijdens de eerste rit uiterst voorzichtig.
•
Houd tijdens het rijden beide handen stevig aan het stuur en de voeten op de
•
pedalen.
Test het rijgedrag van de fiets met gepaste snelheid op een ongelijke
•
ondergrond. Zo leer je om beter te reageren op onverwachte bewegingen van de
fiets en het stuur tijdens het gebruik.
Verken hoe de kantelbeweging van de driewieler reageert op de
•
lichaamshouding. Hang naar de binnenzijde van de bocht.
Kleine belemmeringen moeten met gepaste snelheid worden overreden.
•
Obstakels hoger dan vijf centimeter dienen te worden vermeden.
•
Let op dat zich aan de voorzijde een kleine dode hoek bevindt en je op die plek
•
niet altijd goed zicht hebt.
Let op dat er zich bij afdalingen geen gevaarlijke snelheid ontwikkelt. Rem tijdig
•
en fiets met gematigde snelheid.
Versie 21.07
16/43