GYROSCOOP
De gyroscoop moet worden gedeacti-
veerd vóór/tijdens elk vervoer in een rij-
dend voertuig. Dit kan worden gedaan
door een speciaal rijprogramma te kiezen
dat aan deze omstandigheden is aange-
past.
☞ Een gyroscoop kan alleen worden aan-
gesloten op een bedieningsmodule
die is uitgerust met een LCD-indicator.
De gyroscoop, die standaard is op de FWD-
en FWDS-modellen en ook verkrijgbaar is
als accessoire, neutraliseert ongewenste
en onvermijdelijke rijmanoeuvres die zich
bijvoorbeeld voordoen bij het rijden op
oneffen oppervlakken. De rijstabiliteit en
bestuurbaarheid van de elektrische rolstoel
verbeteren hierdoor aanzienlijk.
Wanneer een met een gyroscoop uitgerus-
te elektrische rolstoel wordt bestuurd aan
boord van een bewegend vervoermiddel,
bijv. een schip, bus of trein, kan de rolstoel
ongewenste
rijmanoeuvres
Daarom moet u in dergelijke omgevingen
altijd in profiel 1 rijden.
Zodra u het transportvoertuig verlaat, kunt
u weer overschakelen op een ander pro-
gramma waarmee u gebruik kunt maken
van de voordelen van de gyroscoop.
De gyroscoop inschakelen/
uitschakelen
Afhankelijk van het geselecteerde rijpro-
gramma, is de gyroscoop in- of uitgescha-
keld.
☞ Volg de instructies in het hoofdstuk Rij-
programma op pagina 30.
32
☞ Afhankelijk van het model en de uitrus-
uitvoeren.
ting, kan de snelheid van de elektrische
rolstoel om veiligheidsredenen aan-
zienlijk worden verminderd wanneer
de gyroscoop is uitgeschakeld.