Om het TPMS weer in werking te stellen moet u eerst
alle vier banden- en wielstellen (wegbanden) vervangen
met banden met TPM-sensors (bandenspanningscon-
trole). Rij daarna tot 20 minuten met een snelheid van
meer dan 25 km/u. Het TPM-systeem geeft een ge-
luidssignaal af, het verklikkerlampje knippert gedu-
rende 75 seconden, op het EVIC-scherm verschijnt het
bericht "CHECK TPM SYSTEM" (TPM-SYSTEEM
CONTROLEREN) en de grafiek toont de waarden
voor de bandenspanning om aan te geven dat het
systeem de sensorsignalen ontvangt.
Algemene informatie
De afstandsbediening en signaalontvangers werken op
een draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals is voor-
geschreven in de EU. Deze apparatuur moet zijn gecer-
tificeerd conform de specifieke regelgeving in elk land.
Er gelden twee normen: ETS (European Telecommuni-
cation Standard) 300–220, van toepassing in de meeste
landen, en de Duitse richtlijn BZT 225Z125, die steunt
op de norm ETC 300–220, maar daarnaast nog enkele
specifieke bepalingen heeft. De overige bepalingen
worden vermeld in de Europese Richtlijn 95/56/EC,
Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan de vol-
gende twee voorwaarden:
• De apparatuur mag geen hinderlijke storingen ver-
oorzaken.
• De apparatuur moet eventuele ontvangen storingen
kunnen verwerken, inclusief storingen die kunnen
leiden tot een foutieve werking.
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
ParkSense
parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
®
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
" voor de beperkingen van dit
®
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
draait, wordt door ParkSense
teemstatus (actief of inactief) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense
kan alleen actief zijn als de versnellingshen-
®
del in REVERSE (achteruit) staat. Als ParkSense
deze stand is ingeschakeld, blijft het systeem actief tot
de rijsnelheid circa 18 km/u of meer bedraagt. Het
systeem wordt weer actief als de rijsnelheid is gedaald
naar minder dan ongeveer 16 km/u.
PARKSENSE
SENSOREN
®
De vier ParkSense
sensoren, in de paneel/bumper
®
achter, bewaken het gebied achter de auto dat binnen
de zichtsafstand van de sensors valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de plaats, het
type en de richting van het obstakel.
automatisch de sys-
®
in
®
139
UW AUTO
VEILIGHEID
CORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTO
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD