MAN0984_Iss 2_06/15
Elektrische aansluiting en interface
5.2 Kabelvereisten
Alle kabels dienen op de juiste manier te worden geëvalueerd en goedgekeurd volgens nationale en lokale
regelgeving. Bovendien moeten kabels voldoen aan de vereisten die in de handleidingen van de aangesloten
veldapparaten beschreven staan, met name als het veldapparaat gecertificeerd is voor gebruik op een
Signaalkabels moeten afgeschermd zijn om valse signalen te vermijden en moeten geaard zijn. Zorg dat
5.2.1 Voedingskabels met wisselstroomspanning
Gebruik een correct beoordeelde wisselstroomkabel, die gecertificeerd en geïnstalleerd is volgens lokale en
nationale regelgeving. De Touchpoint Plus-aansluitingen accepteren kabelgroottes van 0,4–4 mm
2
0,4–3 mm
(gevlochten) of 21 – 12 AWG (T
aangehaald.
5.2.2 Voedingskabels op gelijkstroom
Gebruik een correct gespecificeerde wisselstroomkabel, die is gecertificeerd en geïnstalleerd volgens lokale
en nationale regelgeving. De Touchpoint Plus-aansluitingen accepteren kabelgroottes van 0,9–4 mm
(massief of gevlochten koperen kern) of 18 – 12 AWG (T
0,5 Nm worden aangehaald.
5.2.3 Kabels veldapparaat
De kabels van het veldapparaat (sensoren, verlichting, elektromagnetische kleppen, enz.) moeten geschikt
zijn voor de zoneclassificatie en in overeenkomst met de aanbevelingen van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg waar nodig lokale en nationale wetgeving en de gebruikershandleiding van het apparaat.
Alle sensorveldkabels moeten gescreend en geaard zijn om te zorgen voor het volgende:
•
De juiste werking van het systeem
•
Vermijden van valse signalen
•
breng bescherming tegen blikseminslag aan
•
Leef de Europese standaarden voor RFI en EMC na
De I/O-modules accepteren kabelgroottes van maximaal 2 mm² of 14 – 30 AWG, met een aandraaimoment
van de aansluitingen tot 0,5 Nm.
Zorg dat de maximale lusweerstand niet overschreden wordt, zoals bepaald door de fabrikant van het
apparaat.
Zorg dat het correcte vermogensniveau op het veldapparaat aanwezig is, zoals bepaald door de fabrikant, en
dat de TPPL-toevoerlimiet van 15 W per individueel kanaal of 40/68 W in totaal niet overschreden wordt. (Zie
de opmerkingen onder 5.2.5 Aansluitingen hoofdmodule voor meer informatie over stroomverbruik en
beschikbaarheid.)
Voorbeeld: als een apparaat een toevoer vereist van 24 VDC 0,5 A, is het vereiste vermogen 24 V x 0.5 A
(U x I) = 12 W. Bij een gebruik van 240 m AWG 22-kabel (R = 0,05 Ω/m), is de vermogensdissipatie van de
stroomlijn 0,05 Ω/m x 240 m x 0,5
Het is ook nodig de weerstand van de kabel ter plaatse te testen omdat de werkelijke weerstand afhankelijk is
van T
(daarbij lijneindeweerstand in acht nemend) (EOL).
amb
Waarschuwing
gevaarlijke locatie.
terugkoppelingslussen bij aarding worden voorkomen.
>80 °C). De stroomaansluitingen moeten tot 1,3 Nm worden
amb
2
2
A (R x I
) = 3 W. Daarom is de totale stroomvereiste 15 W (12 + 3).
25
>80 °C). De netstroomaansluitingen moeten tot
amb
Touchpoint Plus
Technische handleiding
2
(massief),
2