Papier en ander afdrukmateriaal
−
Voor invoer met de korte kant eerst plaatst u briefhoofdpapier en voorbedrukt papier met
de beeldzijde omhoog en met de bovenrand naar voren in de printer. Plaats geperforeerd
papier met de gaatjes aan de achterkant.
−
Plaats de etiketten met de beeldzijde omlaag en met de bovenrand naar links.
Opmerking:
Zorg dat het papier niet boven de maximumvullijn uitkomt. Als u te veel
afdrukmateriaal in de lade plaatst, kunnen er storingen optreden.
5.
Pas de papierbreedtegeleiders aan, zodat ze de randen van het papier net raken.
6.
Kies een optie wanneer u daarom wordt gevraagd:
Bevestig de papiersoort en het papierformaat door op Bevestigen te drukken.
−
−
U selecteert een nieuw papierformaat door op Formaat te drukken. U selecteert een nieuwe
papiersoort door op Soort te drukken. U selecteert een nieuwe papierkleur door op Kleur te
drukken. Druk als u klaar bent op Bevestigen.
Opmerkingen:
•
Als u het papierformaat, de papiersoort en de -kleur wilt wijzigen als het bedieningspaneel
is vergrendeld, meld u dan aan als systeembeheerder.
•
Zie
Papierformaat, -soort en -kleur wijzigen
54
WorkCentre 7220/7225 Multifunction Printer
Handleiding voor de gebruiker
op pagina 57 voor meer informatie.