HET VASTKOPPELEN VAN DE MAAI-
EENHEID AAN DE TRACTIE-EENHEID
(Afb. 9–11)
1.
Plaats de tractie-eenheid recht voor de maai-eenheid op een
willekeurig vlak en hard oppervlak.
2.
Zet de stoel omhoog en open de naaldklep. Hierdoor
kunnen de liftarmen zich vrij bewegen.
3.
Stel de hoogte van de liftarmen af, waarbij er rekening mee
gehouden moet worden dat het afgewerkte oppervlak van
elke liftarm van de tractie-eenheid evenwijdig loopt met de
grond (Afb. 11). De liftarmen kunnen omhoog of omlaag
geduwd vanuit de positie achter de voorbanden of van vóór
de tractor met behulp van een steeksleutel.
4.
Controleer of er geen vuil zit op de delen die met elkaar in
contact komen, en maak deze zo mogelijk schoon.
5.
Verdraai de zwenkwielen zodat deze recht vooruit wijzen
zodat de maaier gemakkelijk naar de tractor gereden kan
worden.
6.
Koppel de eerste liftarm als volgt aan de tractie-eenheid:
A. Verwijder de borgpin en de splitpen waarmee de
afdekplaat aan de liftarm bevestigd is.
B. Draai de hendel voor het loskoppelen omhoog.
C. Schuif de liftarm van de maai-eenheid op de liftarm
van de tractie-eenheid, waarbij de vergrendeling in de
opening van de liftarm van de tractie-eenheid
geschoven wordt.
N.B.: Indien de vergrendeling niet in de opening in de
liftarm van de tractie-eenheid valt, moet u de liftarm
omhoog of omlaag zetten door deze van achter de
voorbanden omhoog of omlaag te drukken.
D. Draai de hendel voor het loskoppelen omlaag en zet
deze zorgvuldig vast door deze met de wijzers van de
klok mee te draaien.
7.
Koppel de andere liftarm aan de tractor vast door de maaier
naar de tractor toe te draaien, de liftarm op één lijn te
brengen met de tractor-arm en stap 5 te herhalen. Indien de
vergrendeling niet in de opening van de liftarm van de
1
Afbeelding 9
1.
Maaihoogte-beugels
Afbeelding 10
1.
Naaldklep
Afbeelding 11
1.
Afdekplaat vergrendeling
2.
Hendel voor loskoppelen
3.
Vergrendeling
1
4.
Liftarm tractie-eenheid
5.
Afgewerkt oppervlak
15